Blog

Actueel: was de moord op Peter R. de Vries terrorisme?

Wanneer er in de lesplannen of lesbrieven van TerInfo wordt gesproken over terrorisme of over terroristische aanslagen, volgen we de definitie van terrorisme van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV): ‘Terrorisme is het uit ideologische motieven plegen van op mensenlevens gericht geweld, dan wel het aanrichten van maatschappij-ontwrichtende zaakschade, met als doel maatschappelijke ondermijning en destabilisatie te bewerkstelligen, de bevolking ernstige vrees aan te jagen of politieke besluitvorming te beïnvloeden.’ Bij sommige gebeurtenissen, zoals de aanslagen in Christchurch of in Boston, is er weinig twijfel over mogelijk dat het gaat om terrorisme vanwege de ideologische motieven van de daders en de maatschappelijke gevolgen. Soms is het echter lastig te bepalen of het gaat om terrorisme, bijvoorbeeld wanneer er twijfel is over de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte of wanneer de dader zelf overlijdt bij de gebeurtenis, maar ook wanneer georganiseerde misdaad een grote impact heeft op de samenleving. 

Onlangs bestempelde het OM de moord op Peter R. de Vries als terrorisme. Twee van de drie verdachten worden aangeklaagd wegens hun betrokkenheid bij moord met een terroristisch oogmerk. Het gaat om de mannen die de omgeving voor de aanslag hebben verkend en naderhand beeldmateriaal hebben gemaakt en verspreid. Opvallend is dat de verdachte die de moord zou hebben aangestuurd en de vermeende schutter vooralsnog niet zijn aangeklaagd voor terrorisme.  

Eerder werden de verdachten in de zaak nadrukkelijk in verband gebracht met de georganiseerde misdaad. Daarnaast zijn ze geen lid van een terroristische groepering of hebben ze zich uitgesproken over ideologische motieven. Toch spreekt het OM van een ‘misdaad met terroristisch oogmerk’ omdat de moord op Peter R. de Vries volgens het OM het doel had de Nederlandse bevolking angst aan te jagen. Hierin speelt mee dat de aanslag is gepleegd op een drukke plek en tijd, en dat de beelden van het moment direct na de aanslag bewust en strategisch werden verspreid. De context van de aanslag en gevolgen van de misdaad spelen dus voor het OM een belangrijke rol in het bestempelen van de moord als terroristische aanslag. De verdediging noemt echter dat de verdachten geen ideologisch of religieus motief hadden en dat zij met de aanslag ook niet tot doel hadden om de politieke besluitvorming te beïnvloeden. Volgens de advocaten van de verdachten was hier dus geen sprake van terrorisme, maar van een onderwereldmoord.  

Deze week bleek dat de twee zaken tegen de in totaal vijf verdachten voortaan gelijktijdig worden behandeld. Beide zaken worden ondergebracht bij dezelfde rechters en kunnen zo worden samengevoegd. Dit betekent overigens wel dat een uitspraak nog maanden op zich kan laten wachten. 

In de klas

Het voorbeeld van Peter R. de Vries is een actuele gebeurtenis die de discussie rondom de definitie van terrorisme inzichtelijk maakt voor leerlingen. In de klas kun je deze zaak dan ook gebruiken als discussiepunt bij de les ‘Wat is terrorisme?’. Ga de kenmerken van terrorisme één voor één af met leerlingen en bespreek waarom hier in deze zaak wel of niet aan wordt voldaan. Zoals we in deze blog hebben proberen te laten zien is er niet één antwoord goed, en zijn er verschillende opvattingen over wanneer een gewelddadige actie kan worden bestempeld als terrorisme.  

300 scholen werken met TerInfo!

Hoera! 300 scholen werken met materiaal van TerInfo! 

TerInfo is opgericht als een project om docenten te helpen bij het bespreken van terrorisme in de klas. Dit begon in 2018 met een pilot op vijf Utrechtse scholen. Inmiddels wordt ons materiaal door heel het land gebruikt en maken we naast terrorisme ook onderwerpen als politiek geweld, grensoverschrijdende memes en complottheorieën bespreekbaar in de klas. Vorige week meldde de 300ste school zich bij ons aan, en daar zijn we trots op! 

Maak jij nog geen gebruik van het lesmateriaal van TerInfo? Vraag dan een gratis account aan!

Omgaan met controversiële onderwerpen in de klas: vier strategieën 

Scholen zijn verplicht om leerlingen op te leiden tot democratisch, kritisch denkende burgers. Maar het bespreken van en het lesgeven over controversiële onderwerpen, zoals het Israëlisch-Palestijns conflict, COVID-19 of complottheorieën, kan lastig zijn. Hoe kun je dit soort onderwerpen het beste bespreken? Wanneer ga je wel en niet in op opmerkingen van een leerling? Hoe zorg je dat een polariserend onderwerp de klas niet verder splijt? Voor het bespreken van dit soort onderwerpen bestaat geen eenduidige aanpak. Toch zijn er diverse strategieën die je kunt toepassen, met ieder zijn voors en tegens 

Patist en Wansink (2017) hebben een reactiekwadrant ontwikkeld dat laat zien op welke verschillende manieren je om kunt gaan met controversiële reacties van leerlingen. De horizontale as vertegenwoordigt de relatie die de docent heeft met de leerling, of met de klas. Deze as loopt van ‘verzwakking van de relatie (-)’ tot aan ‘versterking van de relatie (+)’. De verticale as van het kwadrant vertegenwoordigt in hoeverre de docent het onderwerp inhoudelijk bespreekt. Bovenin (+) richt de docent zich op het volledig inhoudelijk bespreken van het onderwerp en onderin (-) gaat de docent, al dan niet bewust, niet of minder in op het onderwerp. Als docent kun je voor verschillende strategieën kiezen, wat invloed heeft op de relatie met je klas én op de inhoud van je les. In deze blogpost nemen wij je mee in de voor- en nadelen van de vier verschillende strategieën. 

Cool-down

Bij de cool-down strategie kies je er bijvoorbeeld voor om de leerling die een extreme opmerking maakt de klas uit te sturen of om de reactie van de leerling te negeren. Deze strategie is linksonder terug te vinden in het reactiekwadrant, waarbij je ziet dat het een negatieve invloed heeft op de inhoud en de relatie met de leerling die over de grens gaat. Het nadeel van deze aanpak is dat deze leerling zijn of haar emoties niet kan uiten of bespreken, wat een negatief effect heeft de relatie tussen de leerling en docent. Bovendien ga je niet in op de inhoud en blijft het onderwerp daarmee onbesproken. Aan de andere kant communiceer je naar de rest van de klas wel een duidelijke norm: je laat zien dat je dit soort reacties niet tolereert in je klas. Bovendien geef je, door de leerling de klas uit te sturen, jezelf de tijd om het aangaan van de confrontatie voor te bereiden en om even afstand te nemen en letterlijk af te koelen. Emoties kunnen namelijk hoog oplopen in dergelijke situaties, zowel bij jou als docent als bij de leerling.  

Counter-narrative

Zet je in op het vrijwel meteen aanbieden van een ander narratief voor de leerling, dan pas je de ‘counter-narrative’ strategie toe. Jij doet dan je best om de leerling er meteen van te overtuigen dat het narratief dat hij of zij heeft fout is. Een nadeel van deze strategie kan zijn dat de emoties en de opvattingen van de leerling genegeerd worden. Bovendien is de kans dat je de leerling (meteen) overtuigt klein. Daarbij is het belangrijk om te beseffen dat er een reële kans is dat de relatie tussen jou en de leerling verslechtert, doordat je de ideeën van de leerling niet verder onderzoekt. Vindt de leerling echt dat corona een hoax is? Of is de leerling angstig, omdat de situatie onzeker is en er geen uitzicht is op zekerheid? Daartegenover staat dat je bij deze strategie als docent controle houdt over het gesprek. Het voordeel daarbij is ook dat de andere leerlingen in de klas niet alleen het verhaal van de leerling horen, maar ook wat jij wil vertellen. Zoek naar rationele criteria en betrouwbaar bronmateriaal om het gesprek vorm te geven. De ‘counter-narrative’ strategie is te vinden linksboven in het reactiekwadrant en richt zich dus voornamelijk op het bespreken van de juiste inhoud.  

Relativisme

Een andere strategie is het stellen van open vragen om het gesprek met de leerling te starten. Deze strategie bevindt zich rechtsonder in het kwadrant. Door de leerling aan het woord te laten, is er ruimte om emoties en zorgen te delen. Daarbij is het ook van belang om aandacht te besteden aan de emoties en zorgen van de rest van de klas, door ze bijvoorbeeld hun argumenten en standpunten te laten opschrijven. Bij het toepassen van deze strategie verslechtert de relatie tussen jou en de leerling(en) niet, omdat zij het gevoel hebben dat ze serieus worden genomen (relatie +). Zorg er uiteindelijk wel voor dat jij zelf bewijs zoekt of de leerlingen bewijs laat zoeken voor de gegeven argumenten en standpunten. Doe je dit niet, dan kan het lijken dat alle standpunten en onderbouwingen gelijkwaardig zijn. Hierdoor kunnen leerlingen beïnvloed worden door ideeën uit complottheorieën en ideeën die gebaseerd zijn op desinformatie (content -). De strategie ‘relativisme’ is rechtsonder te vinden in het reactiekwadrant en richt zich op het naar boven halen van de verschillende perspectieven.  

Argumentatie

Een andere strategie is om de leerlingen hun standpunten met een kritische blik te laten evalueren. Dit is de ‘argumentatie’ strategie en is rechtsboven te vinden in het kwadrant. Hiervoor heb je als docent wel genoeg kennis nodig over het onderwerp. Je moet boven de stof staan, anders kun je niet genoeg informatie geven om de leerling kritisch te laten kijken naar zijn eigen standpunten. Een klassikale discussie kan de leerlingen helpen om hun eigen perspectieven te heroverwegen. Een startvraag voor deze discussie kan zijn: ‘Laten we eens kijken of we op feiten gebaseerde informatie kunnen vinden over de positie van Israël in het Israëlisch-Palestijns conflict, en zien of we het eens kunnen zijn met de verklaring of hebben we een behoefte om het te wijzigen?’ Zorg er wel voor dat de discussie open blijft en je niet elkaar blijft overtuigen, zonder naar elkaar te luisteren. Een belangrijke noot bij het toepassen van deze strategie is dat de leerlingen wel enig begrip moeten hebben van concepten zoals feit, mening, betrouwbaarheid (van (online) bronnen) en argumentatie. 

Een tip is om te beginnen met het erkennen van het gevoel dat de leerling heeft en dit proberen te begrijpen. De leerling kan bijvoorbeeld zorgen hebben over een bepaald onderwerp. Deze zorgen kunnen dan een aanknopingspunt zijn voor verder onderzoek naar het perspectief van de leerling. Op basis van betrouwbare informatie kun je in gesprek gaan met de leerling over waarom het desbetreffende onderwerp lastig en beladen is en waarom het zoveel controverse oplevert. Deze strategie is rechtsboven in het reactiekwadrant te vinden, omdat zowel de relatie versterkt als de inhoud besproken wordt.  

Is een discussie altijd constructief?

Discussie in de klas kan ook nadelen hebben, omdat controversiële onderwerpen altijd nauw verbonden zijn met de identiteit van een leerling. De leerling is dan minder geneigd om reflectief deel te nemen aan de discussie. Daarnaast kan het bespreken van ‘extremen’ ook nadelig zijn, omdat het gevoel kan ontstaan dat er alleen maar ruimte is voor het ene ‘extreem’ tegenover het andere ‘extreem’. Het is belangrijk dat je goed nadenkt over hoe je het onderwerp aanbiedt en introduceert. Een voorbeeld van zo’n methode is door gebruik te maken van een historiserende aanpak. Het bespreken van het onderwerp vanuit de historie zorgt ervoor dat het de leerlingen niet direct beïnvloedt en dat ze minder emotioneel betrokken zijn. De leerlingen worden hierdoor gestimuleerd om te discussiëren, kritisch te denken en om zich in te leven in meerdere perspectieven.  

Daarnaast kan het gebeuren dat leerlingen standpunten verdedigen door het aanhalen van informatie uit complottheorieën. Om te voorkomen dat dit complotdenken versterkt, is het belangrijk dat je nagaat welke feiten je wilt meegeven, bijvoorbeeld over coronavaccins, en niet ingaat op de mythe die de leerlingen vertellen. Als docent is het altijd goed om in je achterhoofd te houden wat het effect kan zijn van lesgeven over complottheorieën, omdat je ook de interesse in het onderwerp bij de leerling kunt vergroten. Je kan dan ook kiezen om de triggers te bespreken, zoals de angst voor het onbekende. Belangrijk hierbij is dat je je focust op wat de verbindende factor is in plaats van dat je benadrukt wat de verschillen zijn.  

Conclusie

Het is belangrijk om te beseffen dat jij als docent de diepgaande maatschappelijke problemen, die de leerling mogelijk ervaart, niet kunt oplossen. Maar je kunt de leerling wel helpen om het probleem verder te onderzoeken en hem of haar bewust te maken van zijn of haar eigen verantwoordelijkheden. In alle gevallen is het onderhouden van een goede relatie met de leerling belangrijk. Daarnaast willen leerlingen autonomie ervaren om de wereld beter te maken. Stimuleer de leerlingen om te bedenken wat ze zelf kunnen doen tegen polarisatie in de maatschappij. 

Zoals eerder gezegd is er geen eenduidige strategie om controversiële onderwerpen te bespreken en de reacties van leerlingen die daarbij horen aan te pakken. Het hangt af van de docent, maar zeker ook van de leerlingen en de situatie in de klas. Daarbij moeten docenten vaak in een split second en onder hoge druk een reactie geven. Het reactiekwadrant kan je helpen navigeren door en reflecteren op verschillende strategieën.   

Verder lezen?

Deze blog is geschreven door Yvon Wennekers, stagiair bij TerInfo (2022) en docent mens en maatschappij.

Hoe lessen over terrorisme angst bij leerlingen kunnen verminderen

Hoe groot is de kans dat jij of een bekende slachtoffer wordt van een aanslag? Hoeveel mensen zijn er sinds 2000 overleden door terrorisme in Nederland? Een greep uit de vragen die we aan leerlingen stellen in ons onderzoek naar het effect van ons lesmateriaal. Op de tweede vraag komen uiteenlopende antwoorden, variërend van 3000 tot ‘zeker wel onder de 100’. Het juiste antwoord is zes.* Dit verbaast leerlingen vaak. Net als in Amerika, waar hier onderzoek naar gedaan is, overschatten mensen de dreiging van terrorisme vaak, wat kan leiden tot angst. Deze angst zorgt ervoor dat terroristen veel aandacht krijgen en teweegbrengen in de samenleving. Wat kunnen we hieraan doen? Het antwoord ligt mogelijk in het onderwijs! Onderzoekers Peter Krause, Daniel Gustafson, Jordan Theriault en Liane Young deden onderzoek naar het effect van educatie op de angst voor terrorisme. Zij publiceerden onlangs een essay waarin ze de implicaties van hun onderzoek uitlichten. 

Les over terrorisme

Wat was hun conclusie? Lessen over terrorisme kunnen ervoor zorgen dat leerlingen anders gaan kijken naar terrorisme. Zo kunnen ze de daadwerkelijke dreiging die uitgaat van terrorisme beter inschatten. De onderzoekers verzamelden data door middel van verschillende vragenlijsten van twaalf universiteiten. Deze vragenlijsten werden ingevuld door mensen die ofwel een vak, (online) cursus of lezing volgden over de oorzaken, strategieën en effecten van terrorisme (de ’treatmentgroep’), ofwel een vak, (online) cursus of lezing volgden dat niet over terrorisme ging, maar over politieke wetenschap of geschiedenis (de ‘controlegroep’).** Soms ging het om een cursus van een half jaar over terrorisme en soms ging het om een kort online vragenlijst-experiment waarin deelnemers een video van tien minuten keken over terrorisme of financiële crises. Er kwam een duidelijk beeld uit deze data: Hoe het vak of de cursus ook was vormgegeven, de studenten uit de terrorisme-gerelateerde vakken schatten de dreiging van terrorisme op hun eigen leven en Amerika veel minder groot in nadat ze het vak hadden gevolgd. Dit in tegenstelling tot de studenten uit de controlegroep.  

Het onbekende wordt minder eng

Het interessante is dat de vakken, (online) cursussen of lezingen over terrorisme niet als lesdoel hadden om de angst voor terrorisme weg te nemen, of om de dreiging voor terrorisme beter in te schatten. Hoe werkt dit? De sleutel ligt in de kennisgerichte insteek van de vakken, cursussen en lezingen. Als je leert over de oorzaken, strategieën en effecten van terrorisme in een omgeving waarin kennis en angst duidelijk van elkaar gescheiden worden, kun je terrorisme beter duiden. Het onbekende wordt dan minder eng en – hoewel terroristen nog steeds als immoreel gezien worden – kun je beter begrijpen wat ze doen en waarom ze dat doen. Dit zorgt voor kalmte, weerbaarheid voor en een alternatief referentiekader op de emotionele (sociale) mediaberichtgeving en heftige beelden over terroristische aanslagen. 

Dit effect van kennisgerichte interventies op de houding van studenten ten opzichte van terrorisme bleek ook al uit een eerder onderzoek van Theriault, Krause en Young, waarover ze in 2017 publiceerden. Ze gaven toen twee lessenreeksen over terrorisme (de een over een hypothetische terrorist en de ander over buitenlands beleid en terroristische dreigingen) en zagen dat de houding van studenten (n=435) ten aanzien van terroristen veranderde. Door studenten nieuwe associaties mee te geven, kregen zij meer grip op de materie.

Onderzoek van TerInfo

De onderzoeken van Theriault en collega’s hebben betrekking op studenten binnen het hoger onderwijs en de Amerikaanse context. Hoe zit het met Nederlandse scholieren? Hoe bang zijn zij voor terrorisme? En: Zorgen kennisgerichte lessen over terrorisme ervoor dat ook zij de dreiging van terrorisme beter in kunnen schatten en er minder bang voor zijn? Hier doet TerInfo onderzoek naar. Op de basisschool doen we onderzoek naar wat leerlingen uit groep 7 en 8 weten, vinden en voelen met betrekking tot terrorisme. Dit doen we aan de hand van een vragenlijst en verdiepende interviews met enkele leerlingen. Op de middelbare school bestuderen we het effect van onze les ‘Wat is terrorisme?’ op de houding, ingeschatte dreiging en angst van leerlingen met betrekking tot terrorisme. In de les krijgen leerlingen uitleg over wat terrorisme inhoudt, over wat we zelf kunnen doen tegen terrorisme en waarom ze zich er niet bang door hoeven te laten maken. Dit doen we aan de hand van een historiserende benadering van terrorisme en door cijfers met betrekking tot de actuele dreiging van terrorisme te tonen en te bespreken. De leerlingen vullen op twee momenten een vragenlijst in: een week voor de les en maximaal een week na de les. Daarnaast interviewen we enkele leerlingen om dieper in te gaan op wat de les teweegbrengt. 

Verder lezen?

* Pim Fortuyn in 2002, Theo van Gogh in 2004 en de mensen die omkwamen bij de aanslag in Utrecht in 2019. De politieke moord op Pim Fortuyn viel in de periode voordat er terrorismewetgeving was. Van de aanslag op Koninginnedag in Apeldoorn in 2009 (acht doden) en de schietpartij in Alphen aan de Rijn in 2011 (zeven doden) is het niet duidelijk of het om terrorisme gaat, omdat het motief van de dader nooit is vastgesteld.

** In totaal zijn 31 (terrorisme-gerelateerde en niet-gerelateerde) vakken op universiteiten, online cursussen en online lezingen meegenomen in deze studie.

Deze blog is geschreven door Mila Bammens, projectmedewerker bij TerInfo.

Het onderwijsleergesprek: tool voor het bespreken van gevoelige onderwerpen

Het onderwijsleergesprek is een werkvorm die in het onderwijs gebruikt wordt om leerlingen zelf inzichten te laten verwerven in de leerstof. De meest voorkomende vorm is een gesprek tussen leerling(en) en docent, waarbij de leerling actief op zoek gaat naar meer dan feitenkennis. Dit wordt ook wel ‘high order denken’ genoemd, waarbij er vaardigheden, zoals evalueren, toepassen, samenvatten, analyseren, en samenvatten, nodig zijn om diepere verbanden in de stof te kunnen leggen. Bij TerInfo gebruiken wij het onderwijsleergesprek om moeilijke, beladen en gevoelige onderwerpen te bespreken, zoals het Israëlisch-Palestijns conflict, grensoverschrijdende memes of de oorlog in Oekraïne. In deze blogpost leggen wij daarom uit wat een onderwijsleergesprek is, geven we tips voor het uitvoeren van een onderwijsleergesprek, en laten wij zien hoe wij het onderwijsleergesprek gebruiken in ons materiaal. 

In dialoog met de klas

Het onderwijsleergesprek gaat verder dan alleen een vraag-antwoordmodel. Met het inzetten van een onderwijsleergesprek hoef jij als docent niet alle antwoorden te hebben, maar kun je door middel van een dialoog met elkaar zoeken naar de kernpunten van het vraagstuk. Jij bent weliswaar de gespreksleider, maar de leerlingen geven input en vormen het gesprek.

TerInfo probeert na een heftige gebeurtenis, zoals de tramaanslag in Utrecht of de moord op Samuel Paty, zo snel mogelijk duiding te geven aan de situatie in de vorm van een lesbrief. Hierin gebruiken wij vaak het onderwijsleergesprek, omdat in zo’n situatie leerlingen vaak met veel emoties en meningen de klas in komen. Daarbij kan het zijn dat nog niet alle informatie bekend is. Tijdens het onderwijsleergesprek geef jij ruimte aan de leerling om deze emoties en meningen te uiten, maar daarnaast probeer jij door kritische vragen de leerlingen actief input te laten leveren aan het gesprek. Het stellen van kritische vragen zal dan leiden tot het verder analyseren van hun eerste emoties en meningen, waardoor de leerlingen ook vanuit meerdere perspectieven leren kijken naar de situatie. Door deze strategie toe te passen in je les help je om de situatie te duiden en kunnen leerlingen hun emoties en meningen uiten.

Het onderwijsleergesprek

Het onderwijsleergesprek, ook wel de socratische methode genoemd, is een sterk geleide gestructureerde dialoog. De term leergesprek heeft door de jaren heen een verandering in betekenis doorgemaakt. Voorheen duidde het leergesprek op het gezamenlijk, stapsgewijs doorgronden van een bepaald probleem onder strikte begeleiding van de docent. Tegenwoordig ligt de focus binnen het onderwijsleergesprek meer op het proberen te doorgronden van bepaalde problematiek of onderwerpen door middel van een gestructureerde dialoog. De gesprekleider, meestal de docent, kaart de probleemstelling of het onderwerp aan. Daarbij stelt de gespreksleider steeds kritische vragen om het probleem te verhelderen, en zorgt hij ervoor dat verworven inzichten uitgelicht worden. De leerlingen worden zelf aan het denken gezet doordat ze moeten nadenken over de gerichte vragen en door de vraagtechnieken van de docent (zie tips). Het onderwijsleergesprek is bijvoorbeeld goed in te zetten bij het activeren van voorkennis of het afsluiten van een les.

Tips

Het onderwijsleergesprek valt of staat met een goede vraagstelling en het constructief omgaan met de antwoorden van leerlingen. Er zijn een aantal tips die jou kunnen helpen bij het uitvoeren van een onderwijsleergesprek. Die zetten we hieronder op een rijtje.

Vraagstelling (tempo)

Het tempo waarop de vragen worden gesteld binnen het onderwijsleergesprek is belangrijk. Let erop dat je niet te snel een nieuwe vraag stelt. De leerlingen hebben tijd nodig om na te denken over een antwoord. Houd in je achterhoofd een wachttijd van ongeveer 10 seconden na het stellen van een vraag. 

Voorbeelden:

  • Wat is terrorisme?
  • Hoe ziet terrorisme eruit?
  • Wanneer is iemand een terrorist?

Vraagstelling (formulering)

Ook de manier waarop je een vraag formuleert, is van belang. Houd rekening met de volgende punten: Stel één vraag per keer. Voorkom daarbij herformulering van de vraag waarbij je onnodige informatie toevoegt. Stel geen gesloten vragen en beantwoord je eigen vraag niet. Dit belemmert het actief meedoen van leerlingen. Zorg dat je weet welke elementen van het antwoord je zeker wilt horen in het gesprek. Zo kun je leerlingen sturen naar de richting van het antwoord. Ook helpt het je om je vraag scherper te formuleren.

Bij de vraag ‘Wat is terrorisme?’, bijvoorbeeld, wil je de volgende elementen terug horen in het antwoord van de leerlingen:

  • Terroristen gebruiken geweld of dreigen geweld te gebruiken.
  • Terroristen willen landen dwingen iets te veranderen of iets niet te doen. 
  • Terroristen willen mensen bang maken. 
  • Door (dreigen met) geweld willen terroristen ervoor zorgen dat ze aandacht krijgen. 

Vaardigheden

Enkele (high order) vaardigheden staan centraal bij het onderwijsleergesprek, namelijk samenvatten, analyseren, vergelijken, toepassen, uitleggen en evalueren. Probeer deze vaardigheden te stimuleren bij de leerlingen door high order-vragen te stellen die raken aan deze vaardigheden. 

De volgende (door)vragen kun je stellen aan leerlingen om high order denken te stimuleren:

  • Kun je het begrip terrorisme toepassen op een voorbeeldsituatie die jij kent (zoals de aanslag op de Twin Towers)?
  • Kun jij een analyse maken van de gebeurtenis van de tramaanslag in Utrecht?
  • Kun je de aanslag op Peter R. de Vries eens vergelijken met de tramaanslag in Utrecht?
  • Kun jij nog iets verder uitleggen waarom je vindt dat de aanslag op Peter R. de Vries wel of geen terrorisme was?

Motiveren

Het kan zijn dat een leerling een antwoord geeft dat jij niet voldoende vindt. Moedig de leerling aan om juiste verbanden te leggen en om logische redeneringen te formuleren. Hardop meedenken kan helpen. Herhaal de redenering van de leerling en vergroot deze uit. Het kan ook helpen om de leerling te vragen om een deel van het antwoord extra uit te leggen. Kap de discussie niet te snel af. Ook is het niet bevorderlijk om te snel een andere leerling het woord te geven of zelf het antwoord te geven. 

Voorbeelden:

  • Probeer zo gedetailleerd mogelijk uit te leggen waarom de aanslag op Peter R. de Vries geen terroristische aanslag was. 
  • Je geeft aan dat de aanslagplegers iets willen veranderen, maar wat dan precies?

Succeservaring

Betrek ook passieve leerlingen. Niet elke leerling zal zich comfortabel voelen om actief bij te dragen aan het gesprek en zal geholpen moeten worden. Daarom zijn succeservaringen ook belangrijk. Benader antwoorden van leerlingen positief, ook al is het niet (helemaal) het goede antwoord. Zorg dat leerlingen dit succes ervaren, omdat anders het risico bestaat dat de motivatie en de eigenwaarde van de leerling verminderd wordt. 

Voorbeelden:

  • Je noemt al een aantal goede/belangrijke elementen, namelijk …
  • Waarom zijn deze elementen belangrijk?
  • Dit is een goed begin van een sterke redenering. Probeer deze redenering nog eens verder te analyseren.

Stel je op als gespreksleider

Het bespreken van terrorisme, politiek geweld en disruptieve gebeurtenissen in de samenleving is voor docenten geen makkelijke opgave. Emoties, meningen, verschillende perspectieven en het ontbreken van informatie zijn onzekere factoren die vaak bij het bespreken van dit soort onderwerpen een rol spelen en die ook jou beïnvloeden. Hiervan bewust zijn is de eerste stap, maar het is niet bevorderlijk om de discussie of het gesprek te laten leiden door je eigen emoties. Daarom is het onderwijsleergesprek een goede werkvorm om dit soort heftige onderwerpen te bespreken. 

Tijdens het onderwijsleergesprek kun jij je opstellen als gesprekleider en hoef jij niet álles van de situatie of het onderwerp te weten. Jij stelt de kritische vragen, waardoor de leerlingen zelf het probleem of onderwerp verder gaan uitdiepen. Uiteindelijk vormen de antwoorden van de leerlingen de kern van de discussie of het gesprek. Voor jou kan dit fijn zijn, omdat jouw emoties en standpunten niet het gesprek leiden en je daardoor vanuit een meer neutrale rol deze moeilijke onderwerpen kunt bespreken. 

Reguleren van emoties

Het kan moeilijk zijn om emoties die leerlingen hebben over het onderwerp te reguleren of te doorgronden. Ook kan het zijn dat leerlingen hele ongenuanceerde uitspraken doen met betrekking tot het onderwerp. Het onderwijsleergesprek kan je helpen om hiermee om te gaan, omdat de leerlingen door de kritische vragen min of meer gedwongen worden te reflecteren op uitspraken of antwoorden. Door deze analytische benadering leren leerlingen de kern van het probleem of de gebeurtenis te formuleren vanuit meerdere invalshoeken. Bovendien is het belangrijk dat je bij je bespreking duidelijke grenzen stelt aan wat er gezegd mag worden, zoals wanneer leerlingen discriminerende of racistische opmerkingen maken. 

In de klas

In onze lesbrieven, die we uitbrengen na disruptieve momenten in de samenleving waarbij de emoties vaak hoog oplopen, maken we veelvuldig gebruik van het onderwijsleergesprek. Kijk bijvoorbeeld naar onze lesbrief over de oorlog in Oekraïne of over de avondklokrellen om te zien hoe wij deze werkvorm inzetten in deze situaties om het gesprek in de klas zo veilig mogelijk te laten verlopen. 

Credits thumbnail

Taylor Wilcox (Unsplash), https://unsplash.com/license

Deze blog is geschreven door Yvon Wennekers, stagiair bij TerInfo (2022) en docent mens en maatschappij.

Lesgeven na de Utrechtse tramaanslag

Drie jaar geleden, op 18 maart 2019, opende een schutter het vuur in en bij de tram aan het 24 Oktoberplein in Utrecht. Leerkrachten in en rondom Utrecht stonden die dag voor een lastige taak: zij moesten bange kinderen geruststellen en de situatie duiden, terwijl zij zelf ook nog voor veel vragen stonden. Bjorn Wansink, Beatrice de Graaf en Elke Berghuis onderzochten hoe leerkrachten die dag hebben ervaren, wat voor keuzes zij maakten en voor wat voor dilemma’s zij stonden. Ze interviewden twaalf basisschoolleerkrachten die lesgaven in of rondom Utrecht op de dag van de tramaanslag. Wat blijkt er uit hun onderzoek? En wat kunnen we leren van de resultaten voor het bespreken van toekomstige heftige (gewelds)incidenten in de klas?

Lesbrief

TerInfo ontwikkelde diezelfde avond nog, op 18 maart 2019, een lesbrief met pedagogische handvatten om de aanslag te bespreken in de klas. Daarin werd er aandacht besteed aan de vraag hoe je controversiële onderwerpen bespreekt in de klas en wat de do’s en don’ts zijn bij het bespreken van geweldsincidenten, zoals terrorisme. De lesbrief eindigde met een voorbeeld van een lesopzet om het incident te bespreken.

Veiligheid en emotionele steun

Wat zeg je tegen je leerlingen als er een aanslag vlakbij plaatsvindt en ze vol angst en vragen zitten? De leerkrachten gaven aan dat ze twee doelen hadden. In de eerste plaats wilden ze leerlingen geruststellen en paniek voorkomen, ondanks dat er nog veel onduidelijk was. De sirenes waren tot in de klas te horen en sommige leerlingen kenden de schutter of hadden familieleden in de buurt van het 24 Oktoberplein. Leerlingen waren dan ook zichtbaar aangedaan in de klas. Door de aanslag te bespreken, ontstond er kalmte en een veilige omgeving, waardoor de leerlingen beter om konden gaan met de schok en onzekerheid die de aanslag bracht. Nadat leerkrachten de eerste schok en angsten opvingen, zorgden ze ervoor dat de leerlingen zich veilig voelden. Hierbij benadrukten ze dat de politie er alles aan doet om de schutter te vinden. Ook in de dagen daarna focusten ze zich extra op het welzijn van de kinderen.

‘Ik denk dat hoe meer kennis kinderen hebben over terrorisme, hoe minder bang ze ervoor zullen zijn.’

Kim*, leerkracht

Referentiekader

Het tweede doel van de leerkrachten, zeker in de dagen na de aanslag toen de emoties wat minder heftig waren, was om een referentiekader te schetsen, zodat de leerlingen konden begrijpen wat er was gebeurd. De leerkrachten richtten zich niet alleen op het bespreken van de aanslag zelf (Wat is er gebeurd? Waarom is dit gebeurd?), maar ook op het schetsen van een bredere context om de aanslag te begrijpen (Is dit al eerder gebeurd? Wat is terrorisme? Welke vormen van terrorisme bestaan er?). Door de gebeurtenis in een breder, historisch perspectief te plaatsen, konden kinderen beter omgaan met de situatie en nam hun angst af. Het historische perspectief laat namelijk zien dat terrorisme al langer bestaat, dat het komt en gaat, en dat onze reactie als samenleving erop belangrijk is.

Dilemma’s

De leerkrachten liepen tegen vier grote dilemma’s aan toen ze de aanslag wilden bespreken in hun klas.

Gebrek aan informatie

De leerkrachten ervaarden een gebrek aan informatie, waardoor het lastig was om de aanslag te bespreken. Er gingen in de media op 18 maart bovendien zoveel verschillende verhalen rond, dat de leerkrachten het lastig vonden om een accuraat verhaal te vertellen over de aanslag. Ze probeerden zich zoveel mogelijk te houden bij de feiten, maar dat was niet gemakkelijk. Zeker omdat kinderen allerlei ongefilterde berichten binnenkregen op hun telefoon, waaronder desinformatie over de locatie van de schutter.

Daarnaast gaven de leerkrachten aan dat ze algemene informatie over terrorisme misten. Hierdoor wisten ze niet goed waar ze mee moesten beginnen. Ze vonden het wel belangrijk om de aanslag bespreken, maar voelden zich niet goed genoeg geïnformeerd en te onzeker om les te geven over dit onderwerp.

Angst vergroten of verlagen?

Hoeveel informatie geef je aan leerlingen, en hoe zorg je ervoor dat je ze niet banger maakt dan ze al zijn? Dit was een groot dilemma voor de leerkrachten. Sommige leerkrachten voelden zich niet competent genoeg om te bepalen welke informatie geschikt was en welke details ze beter weg konden laten, omdat ze zorgen voor meer angst.

Welke perspectieven laat je toe?

Een klas bestaat uit verschillende leerlingen en dus ook uit verschillende meningen. Dit kan een probleem worden als de meningen in scherp contrast met elkaar staan en er een discussie ontstaat, of als een leerling vanuit zijn/haar perspectief een kwetsende opmerking maakt. De leerkrachten gaven aan dat ze het lastig vonden om te bepalen welke perspectieven ze wel en niet konden toelaten in de klas. Je wilt natuurlijk een veilige ruimte creëren voor alle leerlingen om zich te uiten en vrijuit te spreken, maar kan alles gezegd worden?

Onzekerheid richtlijnen en steun schoolleiding

Het laatste dilemma dat de leerkrachten benoemden, is de onzekerheid die ze ervaarden over de richtlijnen en steun van de schoolleiding. Scholen reageerden op verschillende manieren op de aanslag en de lockdown. Sommige schoolleiders verboden leerkrachten zelfs om het met de leerlingen over de aanslag te hebben. Dit zorgde voor veel frustratie bij de leerkrachten, want de leerlingen hadden duidelijk door dat er wat aan de hand was en stelden voortdurend vragen. Sommige leerkrachten zochten hun support elders en vonden die bijvoorbeeld in de lesbrief van TerInfo.

Aanbevelingen

Uit het onderzoek volgen drie aanbevelingen voor het bespreken van heftige geweldincidenten, zoals een terroristische aanslag. Ten eerste is het sterk aan te raden dat scholen protocollen ontwikkelen die leerkrachten helpen om te gaan met disruptieve momenten. Deze protocollen moeten met het gehele team (zowel leerkrachten als de schoolleiding) getest en geoefend worden. Ten tweede zouden leerkrachten aangemoedigd moeten worden om te reflecteren op hun eigen emoties, moraal en educatieve ideeën en hoe deze een rol spelen in de manier waarop ze reageren als ze geconfronteerd worden met trauma en extremisme. Ten derde helpt het om een historiserende benadering toe te passen om incidenten zoals de tramaanslag in te kaderen in de les. Je kunt hiervoor gebruikmaken van onze Kennisbank en onze lesplannen, bijvoorbeeld over de geschiedenis van terrorisme.

Meer weten?

Dit is een sterk ingekorte versie van het oorspronkelijke artikel over het onderzoek. Geïnteresseerd in de rest van het onderzoek? Lees dan het hele artikel en luister naar de podcast waarin Bjorn Wansink vertelt over het artikel en het bespreken van terrorisme in de klas.

*De namen van de leerkrachten zijn gefingeerd. Dat betekent dat Kim niet de echte naam is van deze leerkracht.

Credits thumbnail

Hansmuller (Wikimedia Commons), https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0/deed.nl

Podcast Terrorism and Political Violence met David Rapoport

Terrorism and Political Violence (TPV) is een podcastserie geproduceerd door het wetenschappelijk tijdschrift Terrorism and Political Violence in samenwerking met het interdisciplinaire kennisplatform Security in Open Societies van de Universiteit Utrecht. In de aflevering van mei is terrorismedeskundige David Rapoport aan het woord. 

Terrorism and Political Violence

In de podcastserie gaan redacteuren van het tijdschrift Terrorism and Political Violence in gesprek met bijzondere gasten over de geschiedenis van terrorisme, de oorzaken en gevolgen van terrorisme, vragen over politiek geweld en grote mondiale trends en dreigingen. De serie bestaat uit twee delen. In de ‘Book Talks’ vinden gesprekken met auteurs naar aanleiding van een nieuwe publicatie plaats. In de ‘Issues up Close’ wordt de nieuwste uitgave van TPV nader belicht en schuiven onderzoekers aan die hebben bijgedragen aan het tijdschrift.

Een vijfde golf van terrorisme?

In mei is David Rapoport te gast, bekend van de golventheorie van terrorisme die TerInfo ook gebruikt in haar lesmateriaal. In zijn nieuwe uitgave van Waves of global terrorism (verschijnt mei 2022) vertelt Rapoport over een mogelijke vijfde golf van terrorisme, vanuit rechts-extremistische hoek. Luister hier naar een preview: 

In de klas

Wil jij aandacht besteden aan de golventheorie van David Rapoport? Bekijk ons dossier over de golventheorie, of ga direct aan de slag met onze lesplannen over de golven van terrorisme.  

Naar de podcast

Lees hier meer over de podcast en luister naar deze en eerdere afleveringen. De podcast is ook te beluisteren via Spotify of Soundcloud. 

Hoe groot is de dreiging van terrorisme in Nederland?

Drie keer per jaar publiceert de NCTV het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN), waarin ze het dreigingsniveau in Nederland bepalen, onder andere gebaseerd op informatie van inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de politie. In oktober 2021 verscheen het 55ste DTN. Wat zijn de laatste ontwikkelingen? 

Dreigingsniveau

In Nederland kennen we vijf niveaus van oplopende dreiging. Eind 2019 stelde de NCTV dit niveau bij, van 4 (substantieel) naar 3 (aanzienlijk). In het laatste DTN blijft dit dreigingsniveau op 3 staan. Dat wil zeggen dat de kans op een terroristische aanslag in Nederland voorstelbaar blijft, hoewel er geen concrete aanwijzingen zijn dat personen een dergelijke aanslag voorbereiden. De dreiging komt in Nederland vooral vanuit de jihadistische beweging en vanuit rechts-extremistische hoek. 

Jihadistische beweging

De dreiging vanuit jihadistische hoek is al enkele jaren aanwezig in Nederland, en blijft onveranderd. In West-Europese landen zijn de afgelopen jaren ook vanuit deze hoek aanslagen gepleegd, zoals die in Wenen, Londen, Conflans-Sainte-Honorine en Luik. Ook in eigen land kwam jihadistisch geweld voor, denk aan de aanslag in De beweging in Nederland telt ongeveer vijfhonderd aanhangers, bestaande uit netwerken en individuen. Volgens de NCTV is jihadistisch geweld door individuele daders het meest voorstelbaar, hoewel jihadistisch geweld in groepsverband ook voorstelbaar is. De beweging is gefragmenteerd en er lijkt nauwelijks sprake van groei of mobilisatie. Bovendien wordt de beweging goed in de gaten gehouden en zijn er zo aanslagen voorkomen vanuit jihadistische hoek, zoals in september 2018 in Arnhem

De NCTV houdt daarnaast mondiale ontwikkelingen in de gaten, zoals de transformatie die terroristische organisatie Islamitische Staat ondergaat en de machtsovername van de Taliban in Afghanistan, die terroristische organisaties ruimte zou kunnen geven. Deze ontwikkelingen kunnen relevant zijn voor het dreigingsbeeld in Nederland.

Rechts-extremistische hoek 

De NCTV noemt in het DTN ook de kans op een aanslag vanuit rechts-extremistische hoek voorstelbaar. Dit baseert de NCTV op de betrokkenheid van een paar honderd Nederlandse mannen, tussen de 12 en 20 jaar, bij online accelerationistische netwerken. Wat het rechts-extremistisch gedachtegoed en accelerationisme precies inhouden, lees je hier in onze kennisbank. Nationale en internationale veiligheidsdiensten noemen rechts-extremistisch terrorisme de snelst groeiende dreiging van het moment. Maar is deze vorm van terrorisme ook echt nieuw? En vormt rechts-extremistisch terrorisme de nieuwe, vijfde golf van terrorisme? 

In de klas

Wil je aandacht besteden aan de laatste ontwikkelingen in de klas? Gebruik ons lesplan Wat is terrorisme? om aandacht te besteden aan de ontwikkeling van terrorisme, de verschillende golven en de mogelijke vijfde golf. Ook kun je leerlingen in een verrijkingsopdracht zelf aan de slag laten gaan met het laatste DTN.

Toegang?

Om de gelinkte artikelen in onze kennisbank te lezen, heb je een account nodig. Docenten (PO, VO, mbo) kunnen zich gratis registreren. Sta je niet voor de klas en wil je toch toegang? Stuur ons dan een mail

Lesbrief naar aanleiding van de Russische invasie in Oekraïne

Op 24 februari werd Europa wakker met het nieuws dat de Russische invasie in Oekraïne was begonnen. De militaire operatie was door president Vladimir Poetin op de Russische staatstelevisie aangekondigd. Russische troepen bezetten de oostelijke provincies Donetsk en Loehansk, vielen vanuit Rusland, Belarus en vanaf de Krim Oekraïne binnen en trokken op naar het noordelijk gelegen Kiev, de hoofdstad van Oekraïne. Op donderdag 24 februari werden diverse steden in Oekraïne beschoten met raketten, waaronder Kiev. Volgens de Duitse Bondskanselier Olaf Scholz dreigt er nu voor het eerst sinds meer dan 75 jaar weer een wereldoorlog.

Oekraïne heeft de bevolking opgeroepen om terug te vechten. Mannen tussen de 18 en 60 jaar mogen het land niet verlaten en moeten zich melden bij het leger. Er wordt op diverse plekken in het land gevochten en er zijn waarschijnlijk al honderden doden gevallen. De Verenigde Naties schatten in dat ten minste 100.000 Oekraïners op de vlucht zijn geslagen, en dat dat aantal zal oplopen.

Vrijwel alle leerlingen zullen over de oorlog hebben gehoord en hebben er vragen, meningen of emoties bij. Deze lesbrief is bedoeld ter ondersteuning van docenten in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs. Wat zijn manieren om de oorlog te bespreken?

Doelen lesbrief

Deze lesbrief start in vraag-en-antwoordvorm met een kort historisch overzicht van de relatie tussen Oekraïne en Rusland en hoe de spanningen tussen beide landen de afgelopen jaren opliepen. Deze historische context helpt om afstand te nemen van directe gebeurtenissen en emoties, en om via parallellen met het verleden het heden beter te begrijpen. Vervolgens gaan we in op de beweegredenen van Poetin en op de reacties van de internationale gemeenschap. 

In het tweede deel van de lesbrief geven we een pedagogisch kader waarin de recente gebeurtenissen kunnen worden besproken in de klas. Dit bestaat uit algemene tips voor het voeren van het gesprek over situaties van conflict en geweld, waarin ook controverses een rol kunnen spelen, die aangepast zijn op de situatie rondom Oekraïne. De lesbrief biedt vervolgens werkvormen op verschillende niveaus en voor verschillende leeftijden, waarmee docenten de oorlog in Oekraïne kunnen bespreken. Leerlingen leren door deze werkvormen onder meer de huidige veiligheidssituatie te duiden, zich te verplaatsen in de diverse posities en situaties, en kritisch te kijken naar de manier waarop Poetin zijn daden legitimeert. Ten slotte horen we graag wat je van deze lesbrief vond.

Utrecht, 27 februari 2022.