Blog

Gezocht: Docenten (po, vo en mbo) voor onderzoek naar het bespreken van het Israëlisch-Palestijns conflict in de klas

Op 8 oktober 2023 brachten wij een lesbrief uit naar aanleiding van de aanslag door Hamas, en het oplaaien van het Israëlisch-Palestijns conflict. Op verschillende momenten hebben we dit materiaal aangevuld naarmate het conflict vorderde en verergerde. Ook vóór 8 oktober 2023 was er al lesmateriaal over het Israëlisch-Palestijns conflict beschikbaar op onze website. Omdat we benieuwd zijn naar hoe docenten (po, vo en mbo) het Israëlisch-Palestijns conflict bespreken in de klas, en welke rol ons lesmateriaal daarbij speelt, zijn we gestart met een onderzoek. Er zijn twee manieren waarop je mee kan doen aan dit onderzoek.

Interview

Wij willen graag docenten interviewen over hoe ze het Israëlisch-Palestijns conflict en de oorlog tussen Israël en Hamas bespreken en hebben besproken in de klas. Dit interview zal een uur duren en wordt via Teams of telefonisch afgenomen. Deelnemen en/of meer informatie over dit onderzoek ontvangen? Stuur een mail naar ter-info@uu.nl

Vragenlijst

Daarnaast hebben wij een korte vragenlijst opgesteld om ons lesmateriaal over het Israëlisch-Palestijns conflict te evalueren. Invullen kan via: https://survey.uu.nl/jfe/form/SV_3O5zHVu4bfM66j4

‘Tijd om ons mentaal voor te bereiden op oorlog’, aldus NAVO-baas Mark Rutte. Wat betekent dit?

Op donderdag 12 december 2024 gaf Mark Rutte, secretaris-generaal van de NAVO, een grote toespraak. Daarin zei hij dat de NAVO niet klaar is voor wat er op ons af gaat komen in de komende jaren, en dat het tijd is om ons ‘mentaal voor te bereiden op een oorlog’. Het is voorstelbaar dat leerlingen bang zijn geworden van deze woorden. Hoe kun je hier aandacht aan besteden in de klas? In dit bericht doen we enkele handreikingen, met medewerking van Jaap Verheul, bijzonder hoogleraar Trans-Atlantische Betrekkingen aan de Radboud Universiteit, en universitair hoofddocent pedagogiek Bjorn Wansink aan de Universiteit Utrecht. Schat zelf in wat het beste past bij je leerlingen, hun niveau, vragen en emoties.

Context bieden

Het is in de eerste plaats belangrijk om, zeker wanneer je merkt dat (jonge) leerlingen bang zijn geworden van de toespraak, context te bieden. Leg ze uit dat Nederland lid van de NAVO is, waarom de NAVO is opgericht, en welke bescherming het ons biedt dat we aangesloten zijn bij dit bondgenootschap. 

De NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie) is een militair en politiek bondgenootschap dat bestaat uit 32 landen: de Verenigde Staten, Canada en 30 Europese landen, waaronder Nederland. De NAVO werd opgericht in 1949 (aan het begin van de Koude Oorlog) met als doel om de aangesloten landen te beschermen. Ze spraken samen af dat wanneer één land wordt aangevallen, ze dat beschouwen als een aanval op ze allemaal. Dat betekent dat de landen van de NAVO samen sterk staan. Zoek je ruzie met één land, dan krijg je ruzie met 31 andere landen. 

De voorzitter van de NAVO is de secretaris-generaal. Sinds 1 oktober 2024 heeft Mark Rutte deze functie. De toespraak die hij op 12 december gaf was zijn eerste grote toespraak in deze rol. Belangrijk is om leerlingen uit te leggen dat Rutte het in deze toespraak niet tegen individuele burgers heeft, maar tegen de inwoners van de NAVO-landen als geheel. Hij benadrukt dat die landen meer hun best moeten doen en dat er veel meer geld nodig is voor defensie. Alleen dan kan een oorlog worden afgewend. Daarom zegt hij ook: ‘Om een volgende oorlog te voorkomen moet er veel meer geld naar defensie, maar daarvoor is de steun nodig van de inwoners van de NAVO-landen.’ Met andere woorden: er komt niet per se oorlog in Europa, maar het is dan wel aan ons als NAVO-landen om er nu voor te zorgen dat Rusland de aanval niet verder uitbreidt richting Europa. Daar moeten we wel harder voor gaan werken.

Wat doet de NAVO?

Voor achtergrondinformatie over de NAVO kun je gebruikmaken van de lesmodule (drie sterren en vier sterren) die we samen met de Atlantische Commissie ontwikkelden over 75 jaar NAVO of de verkorte bijsluiter bij het NAVO-simulatiespel over de geschiedenis van de NAVO. 

Meer geld naar defensie

Aan oudere leerlingen kun je meer uitleg geven bij de speech, om Ruttes roep om meer geld aan defensie uit te geven in te kaderen. Die oproep is niet nieuw, legt hoogleraar Jaap Verheul uit: ‘De NAVO-landen hebben afgesproken om minstens 2 procent van het bruto nationaal product (BNP) aan defensie te besteden. Toch halen nog steeds niet alle landen dit doel. Vooral de Verenigde Staten dringen er al jaren bij hun Europese bondgenoten op aan om meer te investeren in defensie.’ 

‘In zijn speech benadrukt Mark Rutte dat zelfs 2 procent niet meer genoeg is om onze veiligheid te garanderen,’ vervolgt Verheul. ‘Dat heeft te maken met de oorlog die Rusland voert tegen Oekraïne. Rusland besteedt een enorm deel van zijn budget – misschien wel een derde – aan de opbouw van de krijgsmacht. Maar Rusland vormt niet alleen een gevaar voor Oekraïne, het is ook uit op een langdurige confrontatie met NAVO-landen. Daarom is het belangrijk dat Europese landen hun eigen defensie versterken en er meer geld aan uitgeven.’

‘Hoewel Rutte sprak tegen alle Europese landen, is zijn boodschap ook belangrijk voor Nederland,’ aldus Verheul. ‘Ons land haalt dit jaar voor het eerst het doel om 2 procent van het bruto nationaal product aan defensie uit te geven. Toch heeft Nederland veel in te halen bij het opbouwen van een sterke krijgsmacht. Daarnaast speelt Nederland een belangrijke rol bij het vervoeren van militair materieel naar Oost-Europa. Dat betekent dat we ook moeten investeren in goede infrastructuur, zoals bruggen, tunnels en wegen.’  

Door het grotere verhaal te vertellen kun je kinderen geruststellen.

Bjorn Wansink, universitair docent pedagogiek

Speech lezen met leeswijzer ***/ ****

Je kunt oudere leerlingen ook zelf laten uitpluizen wat Rutte zegt en wat hij daarmee bedoelt. 

Laat leerlingen dit nieuwsbericht lezen en het filmpje bekijken. Laat ze vervolgens zelf (in tweetallen of groepjes) achtergrondinformatie opzoeken en de vragen (of een selectie daarvan) beantwoorden: 

  • Wat is de NAVO? Welke landen horen daarbij?
  • Waarom is de NAVO opgericht?
  • Wat hebben de NAVO-landen afgesproken als er een land wordt aangevallen?
  • Wat heeft Donald Trump gezegd over de NAVO? Waarom zijn Europese landen daarvan geschrokken?
  • Welke dreiging vormt Rusland voor de NAVO?
  • Wat is de functie van Mark Rutte bij de NAVO?
  • Tegen wie heeft Rutte het in zijn speech? 
  • Wat zou Rutte met zijn speech willen bereiken?
  • Welke reacties zijn er gekomen op de speech?

Bespreek vervolgens klassikaal de antwoorden. 

Op zoek naar verdieping?  Dit artikel van NRC over ‘typische’ propaganda-methoden van Defensie kun je inzetten om bovenbouwleerlingen te laten nadenken over de toon van de speech.

Omgaan met angst in de klas 

Mark Rutte gaf in zijn toespraak zelf aan dat hij geen geruststellend verhaal vertelt: ‘Ik zal eerlijk zijn,’ zegt hij, ‘de veiligheidssituatie ziet er niet goed uit. Het is zonder twijfel de ergste in mijn leven. En ik vermoed ook in dat van u.’ Het is begrijpelijk en logisch dat kinderen hier bang van worden. Wat doe je als je merkt dat kinderen erg ongerust zijn geworden van deze speech en zich zorgen maken over een naderende oorlog? 

‘Allereerst is het verstandig om je eigen emoties te reguleren,’ stelt pedagoog Bjorn Wansink. ‘Als je zelf bang bent, bestaat de kans dat kinderen jouw angst overnemen.’ Zijn advies is verder om dit soort “grote mensen”-onderwerpen weg te houden van kinderen onder de vijf jaar, tenzij ze zelf met vragen komen of angstig zijn. ‘In dat laatste geval kun je in simpele taal uitleggen wat er aan de hand is, en ze geruststellen dat er geen oorlog is, en dat de kans klein is dat er een (‘klassieke’) oorlog zal uitbreken in Nederland. Het is bovendien belangrijk dat jonge kinderen geen heftige beelden te zien krijgen.’

Vanaf zes jaar kunnen kinderen fantasie en werkelijkheid van elkaar onderscheiden en is het belangrijk om uit te leggen wat er aan de hand is,’ vervolgt hij. ‘Stel kinderen gerust door uit te leggen wat het lidmaatschap van Nederland bij de NAVO betekent en hoe het ons beschermt. Dit bondgenootschap zorgt er al sinds 1949 voor dat er vrede is in Europa, Amerika en Canada. Mark Rutte zegt juist dat dat bondgenootschap ons kan beschermen. En dat het belangrijk is dat dat zo blijft, en dat de landen daarom moeten zorgen dat ze zo sterk mogelijk zijn en blijven samenwerken. Zeg dat de boodschap van Rutte eigenlijk ook hoopvol is. Als we samenwerken, staan we inderdaad sterk en zorgen we dat er vrede blijft.’ 

‘Met oudere kinderen die angstig zijn, bijvoorbeeld door wat ze zien op sociale media, kun je het hebben over de impact van het veel kijken naar heftige beelden. Leg uit dat dit niet helpt, maar dat je er juist angstig of onverschillig van kunt worden. Als je merkt dat jongeren meer willen weten, kun je ook samen op zoek gaan. Op het internet vind je vaak enkele zinnen uit de toespraak die bang maken. Door het grotere verhaal te vertellen kun je kinderen beter geruststellen. Denk ook na over wat ze zelf kunnen doen, bijvoorbeeld geen heftige beelden kijken of doorsturen. Maak bijvoorbeeld gebruik van een van de hier aangeboden werkvormen.’ 

Emoties in kaart brengen **

Voor het bespreekbaar maken van de oorlog tussen Israël en Hamas publiceerden we eerder de werkvorm Emoties in kaart brengen. Deze is ook heel goed uit te voeren om het te hebben over de emoties die de toespraak van NAVO-baas Rutte losmaken (pas alleen de vraagstelling aan). 

Hoe bereid je je voor op een oorlog?

In zijn speech zegt Rutte dat we ons ‘mentaal’ moeten voorbereiden op een oorlog. Op zich is dat niets nieuws. Die oproep tot weerbaarheid en zelfredzaamheid geldt sowieso, ook met het oog op andere soorten rampen en crises. Onze overheid (bijvoorbeeld op crisis.nl, via de NCTV, via de veiligheidsregio’s, het Rode Kruis of andere hulporganisaties) roept burgers al jaren op om ons voor te bereiden op bijvoorbeeld cyberaanvallen, storingen, aanslagen of bijvoorbeeld extreem weer. Zij roepen op om een noodpakket samen te stellen waarmee je je 72 uur kunt redden zonder water, elektriciteit en voedsel. De gedachtegang is dat het 72 uur kan duren tot de hulpverlening op gang komt of totdat de infrastructuur hersteld is.

De oproep om ons voor te bereiden op rampen en oorlogen kan impact hebben op de veiligheidsgevoelens van leerlingen, ze bewust maken van hun kwetsbaarheid en hen daardoor angstig maken. Tegelijkertijd kan het ook een geruststellend idee zijn dat je jezelf kunt voorbereiden op een crisis, en dat veel mensen zich bezighouden met jouw veiligheid. Dit dilemma speelt ook een rol bij onderstaande werkvorm, en kun je bespreken met je leerlingen. Ook kun je met de leerlingen bespreken in hoeverre ze zich zorgen maken over dit soort toekomstscenario’s en vooral wat ze er zelf aan kunnen doen. 

Noodpakket ** / *** / ****

Laat leerlingen de site denkvooruit.nl bekijken, waar de overheid beschrijft hoe je je kunt voorbereiden op diverse rampen, dreigingen of aanvallen. 

  • Je kunt de leerlingen bijvoorbeeld in expertgroepjes ieder een voorbeeld laten lezen onder ‘risico’s in Nederland’ (in totaal 18 voorbeelden), of ze individueel een voorbeeld laten uitkiezen. Ze wisselen daarna kort uit wat ze gelezen hebben en zoeken overeenkomsten en verschillen. 
  • Laat leerlingen in tweetallen het volgende gedachte-experiment uitvoeren: stel je hebt geen stroom en water, hoelang houd je dat vol? 
    Laat dan klassikaal deze video van NOS op 3 zien, waarin dit gedachte-experiment ook wordt uitgediept: Zo bereid je je voor op oorlog (22’56). Laat leerlingen het filmpje samenvatten in hun eigen woorden. Ze kunnen hiervoor aantekeningen maken tijdens het kijken. 
  • Het is niet de eerste keer dat de overheid burgers oproept om zich voor te bereiden op een oorlog. In de Koude Oorlog was de dreiging van een oorlog of een aanval met kernwapens vanuit de Sovjet-Unie (nu Rusland) heel reëel. Mensen waren toen ook bang, en moesten ook voorzorgsmaatregelen nemen. Laat voorbeelden zien van pamfletten die de Bescherming Bevolking (BB) verspreidde tijdens de Koude Oorlog* (hier, hier of hier). Hierin gaf de BB adviezen hoe burgers zich thuis konden voorbereiden op of beschermen tegen een kernaanval. 
    Print de voorbeelden uit de brochures en laat leerlingen ze bekijken, met de volgende vragen: 
    • Welke adviezen worden er gegeven? Wat denk je dat Nederlanders van deze brochures vonden? Nuttig, geruststellend, of juist niet?
    • Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen de adviezen van de Bescherming Bevolking en die de overheid geeft op denkvooruit.nl? 

* Wij werken momenteel aan lesplannen (2*, 3* en 4*) over de dreiging van kernwapens van de Koude Oorlog tot nu. Een opdracht over deze brochures maakt daar deel van uit. De lesplannen verschijnen begin 2025 op onze website. In onze kennisbank vind je het artikel Moeten we bang zijn voor een kernoorlog?, waarmee je nu al aandacht kunt besteden aan deze vraag.

Ruttes speech was niet alleen waarschuwend, maar ook optimistisch

Jaap Verheul, bijzonder hoogleraar Trans-Atlantische betrekkingen

Wat geef je kinderen mee die zich zorgen maken?

‘Het is begrijpelijk dat jongeren zich zorgen maken door dit soort berichten,’ stelt Jaap Verheul. ‘De toon van Ruttes toespraak was zeer dringend. Hij wil ons wakker schudden en zeggen dat we ons voor moeten bereiden op een veilige toekomst. Net zoals we onze voordeur op slot doen om inbrekers buiten te houden, moeten we een sterkere afschrikking bouwen om aanvallen te voorkomen.’  

‘Toch was Ruttes toespraak niet alleen waarschuwend, maar ook optimistisch,’ besluit Verheul. ‘Hij zei dat we veel sterker zijn dan onze tegenstanders als alle 32 NAVO-landen samenwerken. Samen vertegenwoordigen de NAVO-landen immers een bevolking van 1 miljard mensen. Door nu actie te ondernemen en als bondgenoten samen te werken, kunnen we onze vrijheid en veiligheid beschermen en ervoor zorgen dat onze democratische samenleving niet in gevaar komt.’

Meer lezen?

Is elk onderwerp geschikt voor een open dialoog in het klaslokaal?

Complottheorieën, het Israëlisch-Palestijns conflict en klimaatverandering: allemaal actuele onderwerpen die belangrijk zijn om te bespreken met jongeren, maar die voor de nodige spanning kunnen zorgen in het klaslokaal. Juist door deze onderwerpen te bediscussiëren in de klas, kunnen leerlingen hun redeneervaardigheden verder ontwikkelen en aanscherpen. Maar wat je niet wil, is dat maatschappelijke kwesties worden uitgevochten in je klaslokaal. Welke onderwerpen zijn geschikt voor een open dialoog tussen leerlingen, en welke perspectieven laat je niet toe in de klas?  

Eerder schreven we een blog over het reactiekwadrant, een instrument met verschillende manieren waarop je kan reageren op heftige opmerkingen van leerlingen. In deze blogpost verkennen we welke onderwerpen zich lenen voor open gesprekken in de klas, en welke onderwerpen je op een andere manier aan de orde wil stellen. Daarbij doorslaggevend? Het verschil tussen empirische en politieke, en open en gesloten onderwerpen. 

Een dubbel onderscheid

Kun je alle controversiële kwesties op dezelfde manier bespreken in de klas? Nee, stellen de Amerikaanse onderzoekers Diana Hess en Paula McAvoy (2015), die onderzoek doen naar het bespreken van controversiële onderwerpen in de klas. Zij vinden dat niet alle onderwerpen geschikt zijn voor een open dialoog, en dat docenten dus niet bij elk onderwerp kunnen optreden als neutrale gespreksleider. Het is afhankelijk van het onderwerp welke lesstijl de voorkeur heeft. Waarom dat zo is? Dat zit ‘m in een dubbel onderscheid.  

Typen controversiële onderwerpen (Hess & McAvoy , 2015, p. 161)  
Type onderwerp Definitie 
Open empirische vraag Een vraag die met bewijsmateriaal kan worden beantwoord, maar waarover wetenschappelijke discussie gaande is. 
Gesloten empirische vraag Een vraag die grotendeels beantwoord is met wetenschappelijk bewijs. 
Open politieke vraag Een vraag waarover in de samenleving verschillende meningen zijn m.b.t. welk beleid te voeren. 
Gesloten politieke vraag Een vraag waarover de samenleving grotendeels eensgezind is m.b.t. welk beleid te voeren. 

Onderscheid 1: Empirisch of politiek?

Het eerste onderscheid dat Hess en McAvoy maken, is dat tussen empirische en politieke kwesties. Empirische vragen kun je beantwoorden aan de hand van stelselmatig wetenschappelijk onderzoek. Het antwoord kan gebaseerd zijn op bewijsmateriaal vanuit allerlei verschillende disciplines, zoals geschiedenis of biologie. Na genoeg onderzoek dat dezelfde richting op wijst, komen wetenschappers tot een bepaalde conclusie. Een voorbeeld van een empirische vraag is: Is de straling van het 5G-netwerk schadelijk? Door maar genoeg, grondig onderzoek te doen, kan deze vraag beantwoord worden. Empirische vraagstukken hoeven niet al opgelost te zijn. Aan het begin van de coronapandemie was de vraag ‘Hoe besmettelijk is het coronavirus?’ immers ook nog niet beantwoord. Toch is dit een empirisch vraagstuk.  

Politieke vragen gaan meer over hoe wij onze samenleving willen vormgeven, en zijn gerelateerd aan beleid. Natuurlijk heeft het antwoord op empirische vragen invloed op politieke besluitvorming, maar dit wordt niet één op één overgenomen. Dat komt doordat politieke kwesties ook een morele en evaluatieve lading hebben. Om tot een antwoord te komen op een politieke kwestie is misschien wel een uitgebreide analyse van de voor- en nadelen van mogelijke oplossingen voor verschillende groepen nodig, of is de wetenschappelijke uitkomst in strijd met belangrijke morele waarden. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat verdachten van bepaalde misdaden eerder bekennen als ze gemarteld worden, maar of we marteling bij wet willen toestaan is een hele andere kwestie. Of dat het voor veel mensen met bepaalde gezondheidsklachten beter zou zijn om over te stappen op een plantaardig dieet, maar dat we hen niet bij wet kunnen of willen verplichten om veganist te worden. En we vinden het heel erg belangrijk dat terrorisme bestreden wordt, maar waar ligt de grens tussen het belang van anti-terrorismewetgeving en onze privacy

Onderscheid 2: Open of gesloten?

Het tweede onderscheid van Hess en McAvoy is dat tussen open en gesloten kwesties. Op open vragen zijn verschillende antwoorden mogelijk. Er is bijvoorbeeld (nog) niet genoeg onderzoek gedaan om tot een eenduidig antwoord te komen (empirisch open kwesties) of er bestaat een levendig publiek of politiek debat over (politiek open kwesties).  

Op gesloten vragen bestaat wel een gevestigd antwoord: op wetenschappelijk (empirisch gesloten kwesties) of politiek gebied (politiek gesloten kwesties). Een empirisch gesloten kwestie is de evolutietheorie of het bestaan van klimaatverandering en de effecten ervan. Hier is veel onderzoek naar gedaan, en het allergrootste deel van deze onderzoeken wijst dezelfde kant op. Een voorbeeld van een politiek gesloten kwestie is de ontoelaatbaarheid van geweld of van racisme en discriminatie op basis van gender en afkomst. Dit betekent niet dat sommige mensen een ander perspectief kunnen hebben, maar over deze kwesties is wel een gemeenschappelijke mening gevormd.  

Of een onderwerp open of gesloten is, kan veranderen door de tijd heen en verschillen per context. Niet alleen de wetenschap, maar ook de maatschappij is continu in beweging. Zo zijn we in Nederland er al heel lang over eens dat mensen niet zomaar wapens in hun bezit mogen hebben, maar bestaat hier een veel levendiger debat over in verschillende Amerikaanse staten. Hetzelfde geldt bij het recht op het plegen van abortus, wat niet alleen contextafhankelijk maar ook tijdsgebonden is. Of dat iemand die eerst beschouwd werd als terrorist, later de nobelprijs voor de vrede kan ontvangen (zie onze werkvorm hierover). 

Hoe bepaal ik of een onderwerp open of gesloten is?

Het is bij empirische kwesties makkelijker om te bepalen of deze open of gesloten zijn, dan bij politieke kwesties. Je kan vrij eenvoudig vaststellen dat er genoeg gedegen bewijs is verzameld om een antwoord te geven op de vraag in kwestie, maar welke criteria gebruik je bij het vaststellen van het antwoord op politieke vragen?  Beschouwen we een politieke kwestie als open als er verschillende meningen over zijn (1) of als deze meningen redelijk en goed onderbouwd zijn (2)? Of kunnen we een politieke kwestie pas als open beschouwen als deze kwestie ook daadwerkelijk in de politiek open is: het zorgt voor wrijving in de samenleving, wordt veelvuldig behandeld in de Tweede Kamer, in politieke praatprogramma’s en is bijvoorbeeld onderdeel van politieke bewegingen (3). Dit laatste criterium wordt ook wel ‘political authenticity’ genoemd en is volgens Hess en McAvoy het beste criterium vergeleken met de – in hun ogen – te brede (1) en te nauwe (2) criteria, hoewel ze ook van dit criterium kanttekeningen erkennen. 

Hoe ga ik met open en gesloten onderwerpen om in de klas? 

Of een onderwerp open of gesloten is, bepaalt volgens Hess en McAvoy welke lesstijl en werkvormen docenten het best kunnen inzetten. Open kwesties lenen zich goed voor een open gesprek, waarbij de docent zich als neutrale gespreksleider kan opstellen. Denk hierbij aan het inzetten van AI en stikstofbeleid (niet de stikstofproblematiek zelf). Leerlingen kunnen argumenten voor en tegen geven, en leren om hun eigen standpunt te formuleren en inzicht te krijgen in de mening van een ander. Bij gesloten onderwerpen dient de docent veel kritischer te reflecteren op de hoeveelheid ruimte die hij/zij toelaat voor discussie. Bij gesloten onderwerpen is het goed om stelling in te nemen, en ‘het andere perspectief’ nooit als redelijk alternatief te presenteren. Als je gesloten kwesties, zoals het bestaan van de Holocaust, framet als open, bijvoorbeeld door leerlingen hier onderzoek naar te laten doen of voor- en tegenargumenten voor te laten geven, impliceer je dat er meerdere manieren zijn om het bewijs te interpreteren en dat tegenargumenten, of argumenten die twijfelen aan de ernst of het bestaan, ook legitiem zijn. Je kan natuurlijk wel lesgeven over de verschillen tussen geschiedenis en pseudo-geschiedenis en wetenschap en pseudo-wetenschap en daar de casus voor Holocaustontkenning voor gebruiken, maar dan hebben we het over een heel ander leerdoel. Leerlingen helpen om redeneervaardigheden te ontwikkelen, doe je niet door ze zomaar alle kwesties voor te schotelen en foutief bewijsmateriaal serieus te laten overwegen, om ze vervolgens zelf te laten beslissen wat ze hiervan vinden. De uitkomst van jarenlang onderzoek van een wetenschapper met expertise op een bepaald gebied zoals huidkanker, is immers meer waard dan een observatie van een influencer die een vlog maakt over de vermeende schadelijkheid van zonnebrand. Natuurlijk is het belangrijk dat leerlingen zelf hun mening vormen, maar bij het formuleren van en reflecteren op je mening hoort ook leren hoe je beschikbaar bewijsmateriaal beoordeelt en dat je een stelling moet accepteren als er voldoende bewijsmateriaal beschikbaar is.  

Conclusie

Hoe kan de benadering van Hess en McAvoy jou helpen om te bepalen hoe je controversiële onderwerpen kunt en wil bespreken met je leerlingen? Het is belangrijk om bij het bepalen van je onderwerp en lesdoel na te gaan wat voor soort kwestie het hier betreft. Echter biedt dit geen eenduidige oplossingen: er zijn nog heel wat andere factoren die belangrijk zijn bij het bespreken van controversiële onderwerpen. Zo kan het door je eigen mening en emoties heel lastig zijn om een kwestie oprecht als open te presenteren aan je leerlingen, zonder dat je ze – al dan niet onbewust – een bepaalde richting op stuurt. Andere belangrijke factoren zijn je kennis van het onderwerp en timing. Daarnaast kunnen kwesties die politiek open zijn, zoals het vluchtelingenbeleid, heel gevoelig liggen bij leerlingen. De wens om een veilige leeromgeving te creëren kan er dan voor zorgen dat je het onderwerp vermijdt. Toch is het van belang te overwegen hoe je het bespreken van dit soort onderwerpen aanpakt, omdat je leerlingen niet de mogelijkheid wil ontnemen om politieke geletterdheid te ontwikkelen. Het bespreken van dit soort onderwerpen heeft een grote educatieve impact, en het is altijd raadzaam om met je leerlingen gespreksregels op te stellen bij het voeren van dit soort discussies. Hoe meer je weet over je leerlingen, hoe beter je kan inschatten of ze een onderwerp controversieel vinden.  

Meer weten?

Credits thumbnail

Kenny Eliason (Unsplash), https://unsplash.com/license 

Eén jaar oorlog tussen Israël en Hamas: terugkijken met Peter Malcontent 

Op 7 oktober 2024 is het een jaar geleden dat Hamas een aanslag pleegde op Israël. Israël startte daarop een militaire operatie in Gaza met veel slachtoffers als gevolg. Helaas is er nog geen zicht op het einde van dit conflict. De spanningen breiden zich bovendien snel uit in de regio, met escalaties tussen Hezbollah (Libanon), Iran en Israël. Om stil te staan bij het Israëlisch-Palestijns conflict ging TerInfo in gesprek met Peter Malcontent. Malcontent is historicus, universitair docent aan de Universiteit Utrecht en expert op het Israëlisch-Palestijns conflict. We vroegen Malcontent onder meer hoe hij zelf naar dit conflict kijkt en hoe hij denkt over de nabije toekomst in deze regio. Ook vroegen we hem naar hoe het is om les te geven over dit onderwerp. 

Als wetenschapper en docent houd jij je bezig met het Israëlisch-Palestijns conflict. Het is nu een jaar oorlog tussen Israël en Hamas. Hoe heb jij deze periode persoonlijk beleefd?

Malcontent: ‘Ik moet me continu opsplitsen: ik ben een wetenschapper, maar ook een mens. Als wetenschapper behoud ik een bepaalde afstand. Het is niet mijn taak om mensen een mening op te dringen. Mijn taak is om mensen, waaronder jongeren en studenten, genoeg handvatten te geven om zelf conclusies te trekken. Het Israëlisch-Palestijns conflict is niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk een mijnenveld. Het is belangrijk om niet te snel conclusies te trekken en dit alleen te doen op basis van feiten en gedegen analyses. Met mijn analyse van het conflict hoop ik hier een bijdrage aan te leveren.

Tegelijkertijd ben ik natuurlijk gewoon een mens, een gewone burger. Elke morgen bekijk ik verschillende websites om te zien wat er allemaal weer is gebeurd. Ik merk op zulke momenten wel dat een zekere mate van cynisme en moedeloosheid meester van me maakt.’ 

Foto: Tara van de Broek (DUB)

Wat Hamas toen heeft gedaan is natuurlijk verschrikkelijk, maar wat Israël daarna deed, is minstens zo verschrikkelijk.

Wat stemt je precies cynisch?

‘Het Israëlisch-Palestijns conflict bestaat natuurlijk al veel langer, maar het conflict wordt steeds heftiger. Ik had verwacht dat 7 oktober een ‘wake-up call’ zou zijn voor zowel Israël als de internationale gemeenschap. Wat Hamas toen heeft gedaan is natuurlijk verschrikkelijk, maar wat Israël daarna deed, is minstens zo verschrikkelijk. Er zijn zoveel kinderen, vrouwen en burgers omgekomen! Maar als je kijkt naar hoe de internationale gemeenschap de crisis in Gaza aanpakt en hoe het machteloos kijkt naar wat er in Libanon gebeurt…’ 

Hoe kijk jij naar de situatie in Libanon?

‘Hezbollah is natuurlijk zelf met raketten gaan schieten op Israël. Waarom zou Israël er niet voor mogen zorgen dat de bevolking terugkeert naar Noord-Israël en waarom zou Israël dan inderdaad niet stellingen van Hezbollah mogen aanvallen? (Lees meer over de inval van Israël in Libanon in onze kennisbank.) Alleen vallen daar nu ook al best veel burgerdoden en als dat aantal groeit, dan kom je op een gegeven moment in hetzelfde verhaal als dat van Gaza terecht. Maar we, de internationale gemeenschap, zijn niet in staat om te zeggen: “Zou het een onsje minder mogen?”, en daar ga je geen conflict mee oplossen. Het is wachten op de volgende fase.’*  

Wat zou de internationale gemeenschap anders moeten doen? 

‘Het lijkt erop alsof de les gewoon nog niet geleerd is. Je moet toch vaststellen dat de manier waarop de internationale gemeenschap, de Europese Unie en de Verenigde Staten met dit conflict omgaan ons niet veel brengt. De oorzaken van het conflict blijven onopgelost en daardoor zitten we over tien jaar weer in dezelfde situatie. Dat is ook iets wat de geschiedenis ons leert. Met alleen vriendelijk praten ga je de betrokken partijen niet tot definitieve vrede bewegen. We kunnen ons als internationale gemeenschap niet veroorloven dat er nog een keer een crisis van deze grootte in het Midden-Oosten plaatsvindt. Het is niet alleen een humanitaire crisis, maar het is ook een crisis die onze veiligheid in Europa raakt. Dat moeten we toch allemaal niet willen?!’  

Als er een dossier is waarop de VN nooit succesvol heeft weten te handelen, dan is het dat van het Israëlisch-Palestijns conflict.

Is de VN bij machte om dit conflict te stoppen?

‘Ik vind dit soms een beetje een ahistorische opmerking. Het suggereert namelijk dat er een periode is geweest waarin de VN wél bij machte is geweest dit conflict te sturen, maar dat was eigenlijk nooit zo. Als er een dossier is waarop de VN eigenlijk nooit succesvol heeft weten te handelen, dan is het dat van het Israëlisch-Palestijns conflict. Dat begon al in 1947 toen de net opgerichte VN moest beslissen wat te doen met het Britse mandaatgebied Palestina. Uiteindelijk besloot de VN om Palestina op te splitsen in een Joodse en een Palestijns-Arabische staat. Maar terwijl bij voorbaat al duidelijk was dat de Palestijnse Arabieren en de omliggende Arabische landen daar niet akkoord mee wilden gaan, zei de VN: “Jullie moeten het zelf uitzoeken, wij gaan geen troepen sturen”. Toen Israël tijdens de Zesdaagse Oorlog in 1967 Gaza, de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem bezette, nam de VN-Veiligheidsraad een resolutie aan waarin Israël werd bevolen alle bezette gebieden te verlaten. Maar bijna zestig jaar later zit Israël daar nog steeds.’ 

Is er een oplossing voor dit conflict?

‘Het is inmiddels een heel ingewikkeld conflict geworden, maar de oplossing is best simpel. Het uitgangspunt moet in mijn ogen zijn: “geef de Palestijnen een onafhankelijke staat in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever.” Dit is de bekende tweestatenoplossing. Israël zegt vaak dat de Palestijnen niet willen ophouden met vechten, of in oplossingen willen denken. Maar vergeet niet dat de Palestijnen inmiddels best veel water bij de wijn hebben gedaan. De meeste Palestijnen, en dan hebben we het niet over Hamas, zeggen ook: “geef ons een eigen staat in Gaza en de Westelijke Jordaanoever. De rest mag Israël houden. Dan is het klaar!”.’  

Hoe kijken de Palestijnen aan tegen Hamas? 

‘Het is niet onbegrijpelijk dat veel Palestijnen niks met Hamas te maken willen hebben, maar toch denken dat Hamas de enige is die voor ze opkomt. Hamas doet dat weliswaar niet op de goede manier, maar doet – in de ogen van de Palestijnen – in ieder geval iets. En als je dan zo gefrustreerd bent dat er niemand iets doet, maar je ergste vijand doet dat wel, tja, dan kan je grootste vijand ineens je beste vriend blijken te zijn.’ 

Jij geeft les over dit conflict. Hoe pak je dat aan?

‘Ik zeg altijd aan het begin van een cursus of lezing dat dit conflict mij raakt. Maar ik geef les op een universiteit in een academische context en het is de kunst — en dat is een moeilijke uitdaging — om het conflict ook op een analytische manier te benaderen. Dat probeer ik ook en dat verwacht ik ook van mijn studenten.’  

Lopen de emoties weleens hoog op in jouw collegezaal?

‘Dat valt reuze mee. Als er al een keer een stevige discussie ontstaat, dan ga ik na afloop altijd naar de student in kwestie toe. Ik zeg dan: “We hebben een stevige discussie gehad, dat moet kunnen. Dat betekent niet dan ik geen respect heb voor jouw mening. En laten we elkaar als persoon niet naar het leven staan.” Ik heb ook weleens in Rotterdam gestaan voor een hele grote groep studenten van over de hele wereld, waarbij er ook studenten waren met emoties over dit conflict en er meer pro-Palestijns in stonden. Ook zij stelden op een normale manier vragen. Sommige van hen kwamen na afloop naar me toe en zeiden dat ik een goed verhaal had verteld. Nou, als iemand naar huis gaat met iets meer bagage, dan heb ik bereikt wat ik wilde!’

Is dit conflict uitzichtloos? 

‘Het Israëlisch-Palestijns conflict is al decennia gaande. Tegelijkertijd is geen dag in het Midden-Oosten hetzelfde, er kan daar van alles snel veranderen. Zo heeft Israël inmiddels vrede gesloten met voormalige vijanden Egypte en Jordanië, en ook Saoedi-Arabië staat welwillend tegenover een vredesakkoord. Als we naar de geschiedenis kijken zien we ook dat er momenten zijn geweest dat Israëliërs en de Palestijnen wél met elkaar om tafel zaten, zoals tijdens de Oslo-akkoorden. Ondanks dat het huidige conflict dus lastig is, moet je altijd hoop houden. 

Wat zou je leerlingen mee willen geven rondom dit conflict?

Het lastige aan de tijd waarin we leven is dat alles wat er in de wereld gebeurt rechtstreeks zichtbaar is op jouw telefoon. Iedere crisis in welke uithoek van de wereld dan ook. Het is daarom heel belangrijk om ervoor te zorgen dat je conclusies trekt op basis van feiten, en niet zomaar meegaat in de waan van de dag.’   

* Dit interview vond plaats op 26 september 2024, dus nog voordat Israël in de nacht van 30 september op 1 oktober met grondtroepen Libanon introk.

In de klas

Wil je stilstaan bij één jaar oorlog tussen Israël en Hamas met je leerlingen? Bekijk dan onze werkvormen.

Meer weten?

Malcontent, P. (2018). Een open zenuw: Nederland, Israël & Palestina. Boom uitgevers.

Credits

Thumbnail: A1988 (Pixabay), https://pixabay.com/nl/service/license/
Foto van Peter Malcontent is gemaakt door Tara van de Broek van DUB.

Gijzeling Ede: hoe bespreek je dit met je klas?

Zaterdag 30 maart 2024 vond er een gijzeling plaats in een café in Ede. De gijzelnemer, een 28-jarige man, hield urenlang vier personeelsleden van het café gegijzeld. De man zou messen en explosieven bij zich hebben gehad. In verband met de veiligheid van omwonenden werd het hele centrum van Ede afgesloten en werden meerdere huizen ontruimd. Na enkele uren van onderhandeling met de politie werden eerst drie gegijzelden vrijgelaten, later ook de laatste gijzelaar. Ten slotte kwam de gijzelnemer het café uit. Hij werd direct aangehouden door de politie. De gijzelnemer was bekend bij politie en justitie, onder andere voor een veroordeling voor bedreiging in 2023. Volgens de politie is er geen sprake van een terroristisch motief. Wat het motief van de man wel is geweest, is nog onbekend. 

De gijzeling werd binnen enkele uren groot nieuws in Nederland. Het nieuws bereikte ook het buitenland. Onder andere de Belgische media, de Amerikaanse zender CNN, Al Jazeera en de Britse zender BBC besteedden aandacht aan de gijzeling. De gijzeling in Ede werd in reguliere media en op sociale media breed uitgemeten. Er is dus een grote kans dat kinderen en jongeren met het nieuws in aanraking zijn gekomen en hier vragen over hebben. Bovendien laat de gijzeling in Ede goed zien hoe een heftige gebeurtenis kan leiden tot nepnieuws en speculaties.

Terwijl de gijzeling nog bezig was en er nog geen informatie beschikbaar was over de identiteit van de dader, werd op sociale media namelijk gespeculeerd over de mogelijke identiteit van de gijzelnemer. Zo werden een man en een vrouw uit Kesteren en een Eritrese vluchteling slachtoffer van speculaties. Er werden foto’s verspreid en de man uit Kesteren, die niets met de gijzeling te maken had, werd zelfs bedreigd. We tippen enkele werkvormen uit ons archief die je goed kunt gebruiken om de gijzeling in Ede te bespreken, en om bijvoorbeeld stil te staan bij de rol van media bij dit soort gebeurtenissen.

De gijzeling in Ede bespreken in de klas? 

Wil je leerlingen laten ervaren hoe het schrijven van een nieuwsartikel werkt en welke bronnen hierbij wel of niet gebruikt kunnen worden? Geef dan de les Journalisten aan het werk (**). In deze les gaan leerlingen aan de slag als journalisten van een krant die verslag doen van een fictieve aanslag. Ze leren kritisch om te gaan met informatie, informatie te verwerken, vragen te stellen en informatie te beoordelen.  

Op onze site staan ook werkvormen voor verschillende niveaus om heftig nieuws te bespreken in de klas en om leerlingen onderzoek te laten doen naar een gebeurtenis in het nieuws. Zo leren leerlingen in de werkvorm Feiten op een rij (*** en ****) hoe ze informatie kunnen samenvatten en hoe ze zich kunnen wapenen tegen desinformatie.

In de werkvorm Dobbelsteen met vragen (***) formuleren leerlingen zelf vragen over een heftige gebeurtenis aan de hand van een dobbelsteenspel. Deze werkvormen maken veelal gebruik van TerInfo-artikelen. Je kunt er ook voor kiezen om zelf een nieuwsartikel uit te kiezen over de gijzeling in Ede. 

Zijn de emoties met betrekking tot gijzeling in je klas hoog? Gebruik dan de werkvorm Tweegesprek op Tijd (**). Lees ook de Do’s en Don’ts door voor algemene tips over het bespreken van heftige onderwerpen in je klas. 

Credits thumbnail

Michiel Verbeek, https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0/deed.nl

75 jaar NAVO! Lespakket met spel ontwikkeld door de Atlantische Commissie en TerInfo.

Op 4 april 2024 bestaat de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) 75 jaar. Een mooi moment om stil te staan bij de geschiedenis van de NAVO en het belang van dit bondgenootschap vandaag de dag. Want sinds de invasie van Rusland in Oekraïne (februari 2022) staat de NAVO voor tal van nieuwe uitdagingen, zoals het beschermen van waarden als democratie, veiligheid, vrijheid en de rechtsstaat. Ter gelegenheid van dit jubileum ontwikkelden de Atlantische Commissie en TerInfo een lespakket over 75 jaar NAVO met o.a. een simulatiespel. Hierin komen onderwerpen als geopolitiek, desinformatie en binnenlandse waarden tegenover buitenlandse politieke bedreigingen aan bod. Kortom een lespakket dat goed aansluit bij havo/vwo-bovenbouw en vakken als geschiedenis, aardrijkskunde en maatschappijleer.

De geschiedenis van de NAVO in vogelvlucht 

De NAVO is een politiek en militair bondgenootschap tussen Noord-Amerikaanse en Europese landen dat in 1949, aan het begin van de Koude Oorlog, werd opgericht. Het is bedoeld om nieuwe oorlogen te voorkomen en ervoor te zorgen dat dictatoriale regimes hun democratische buurlanden niet meer konden bedreigen en bezetten, zoals nazi-Duitsland dat had kunnen doen. Geen gekke gedachte met de verwoesting en tragedies van de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) nog vers in het geheugen. Het belangrijkste doel van het bondgenootschap is dan ook het waarborgen van de collectieve veiligheid van de 32 leden. Het principe van solidariteit en eensgezindheid staat hierbij centraal. Dat houdt in dat een aanval op een land wordt gezien als een aanval op alle aangesloten landen, beter bekend als artikel 5 van het Noord-Atlantische verdrag.  
 
Het is niet geheel toevallig dat de NAVO juist tot stand kwam aan het begin van de Koude Oorlog (1945-1991). Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkten de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie nog samen tegen nazi-Duitsland, ondanks de al aanwezige ideologische verschillen. Maar na de Tweede Wereldoorlog kwamen deze verschillen meer op de voorgrond te staan, waardoor hun samenwerking snel afbrokkelde. De Verenigde Staten als een democratisch land met een vrijemarkteconomie stond tegenover de Sovjet-Unie met een communistische dictatuur en een planeconomie. De landen kwamen tegenover elkaar te staan en het onderlinge wantrouwen nam alleen maar toe. Ondertussen werd het communisme in een aantal Europese landen populairder, wat leidde tot zorgen bij o.a. de Verenigde Staten. Door de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog leefden veel mensen in armoede. Dit bleek een goede voedingsbodem voor het communisme te zijn, omdat die ideologie een samenleving belooft waarin iedereen gelijk is. Democratische regeringen, zoals Amerika en Nederland, waren behoorlijk bang dat de invloed van de Sovjet-Unie op een gewelddadige manier naar hun eigen land en omringende Europese landen zou uitbreiden. Voor West-Europa was het dan ook belangrijk dat er een organisatie zou komen die Europa kon beschermen tegen de militaire dreiging van de Sovjet-Unie. Zo geschiedde, want met de oprichting van de NAVO in 1949 werd dit werkelijkheid. Waar er bij de oprichting twaalf landen lid waren van de NAVO, is dit aantal inmiddels gestegen naar 32, met recente toevoeging van Finland en Zweden. Niet alle leden van de Europese Unie (EU) zijn echter lid van de NAVO. En omgekeerd zijn niet alle NAVO-leden lid van de EU.

Het belang van de NAVO

In de afgelopen 75 jaar is er met regelmaat getwijfeld binnen de internationale gemeenschap over het voortbestaan van de NAVO. Dit met name toen er officieel een einde kwam aan de Koude Oorlog met de val van de Sovjet-Unie in 1991. De communistische dreiging, waarvoor de NAVO tevens was opgericht, leek te verdwijnen. Daarom werd gedacht dat de NAVO ook zou ophouden te bestaan, maar het tegenovergestelde gebeurde. Naast haar hoofdmissie van collectieve verdediging, heeft de NAVO zich door de jaren heen aangepast aan de veranderde veiligheidsomstandigheden. Het bondgenootschap is betrokken geweest bij crisisbeheersingsoperaties, vredeshandhaving en het bevorderen van veiligheid en stabiliteit, ook buiten het NAVO-verdragsgebied. De NAVO breidde zich uit en kreeg er nieuwe taken bij. Zo zet de NAVO zich in voor vrede en veiligheid in Midden- en Oost-Europa en kwam er zelfs een partnerschap voor de vrede, waar ook Rusland aan deelnam. Toen op 11 september 2001 de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten plaatsvonden, trad voor het eerst artikel 5 van de NAVO in werking. Zo bleek het NAVO-bondgenootschap wederom van belang.  
 
Waar er in de jaren ’90 nog sprake was van een verbeterde relatie met Rusland, begon dit vanaf 2000 met de komst van president Vladimir Poetin af te nemen. Poetin streefde ernaar Rusland weer tot een grote mogendheid te maken. Was de eerder verdwenen dreiging dan toch weer terug? Met de inval van Georgië (2008) en de inname van de Krim (2014) nog in het achterhoofd, viel Rusland op 22 februari 2024 Oekraïne binnen. De NAVO veroordeelde de acties van Rusland. Sinds dat moment staat de NAVO voor nieuwe uitdadingen. Experts spreken dan ook van een nieuwe Koude Oorlog, een Koude Oorlog 2.0. Sinds het uitbreken van de oorlog in Oekraïne is de NAVO weer meer aandacht gaan besteden aan de verdediging van Europa. En naast haar hoofdtaken op het gebied van collectieve verdediging, crisisbeheersing en coöperatieve veiligheid, waaronder bestrijding van terrorisme, kreeg het bondgenootschap ook taken erbij op het gebied van cyberoorlog, hybride conflicten en technologische uitdagingen. Kortom, de NAVO blijkt ook anno 2024 een essentiële alliantie voor vrede, stabiliteit en welvaart

Lespakket met spel: 75 jaar NAVO

Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de NAVO ontwikkelden de Atlantische Commissie en TerInfo een lespakket. Dit lespakket bestaat uit een lesmodule (havo, vwo) met leesvragen over de oprichting van de NAVO, de periode tijdens en na de Koude Oorlog en meer recente uitdagingen voor het bondgenootschap, die je in een lesuur kunt behandelen. Ook ontwikkelden we het Model NATO-spel (havo, vwo), waarin leerlingen een NAVO-lidstaat vertegenwoordigen en proberen consensus te bereiken aan de hand van casussen. Het lespakket is gemaakt op twee niveaus: havo-bovenbouw en vwo-bovenbouw.

Het onderwerp is voor leerlingen niet alleen erg actueel, maar het lesmateriaal leert ze ook de geschiedenis van Europa en Nederland beter te begrijpen. De afgelopen 75 jaar hebben we in West-Europa in vrijheid kunnen doorbrengen, maar de wereld laat ook instabiliteit zien, zeker sinds de inval van het Russische leger in Oekraïne in februari 2022. Het lijkt soms voor ons in Nederland ver weg, maar leerlingen krijgen dagelijks veel dingen mee en weten en zien veel meer dan wij soms denken. Met dit nieuwe lespakket leggen wij de geschiedenis van de NAVO uit, stippen we het belang van het bondgenootschap aan, laten we zien waarom Nederland belang heeft bij lidmaatschap van de NAVO en laten we leerlingen ervaren hoe besluitvorming werkt. Leerlingen leren met dit lesmateriaal om samen te werken en vanuit verschillende perspectieven op zoek te gaan naar oplossingen. Hierbij worden ook vaardigheden geoefend als debatteren, actief luisteren en feedback geven en ontvangen. Daarnaast ondersteunt het materiaal ook de leerdoelen van vakken als geschiedenis, aardrijkskunde en maatschappijleer.

Benieuwd naar het lesmateriaal? Dat kun je hier vinden. Bekijk ook ons dossier over 75 jaar NAVO, waarin alle relevante artikelen, lesplannen en werkvormen rondom dit onderwerp gebundeld zijn.

Credits thumbnail

Clker-Free-Vector-Images (Pixabay), https://pixabay.com/nl/service/license-summary/

TerInfo tipt: Lesgeven over migratie 

Waarom migreren mensen? Hoe werkt asiel? Wat heeft klimaatverandering te maken met migratie? Of met kolonialisme en ongelijkheid? Migratie is een onderwerp dat regelmatig in het nieuws komt en waarover bij veel leerlingen thuis gesproken wordt. Maar het kan een lastig onderwerp zijn om in het klaslokaal te bespreken. Hoe doe je recht aan de veelzijdigheid en gelaagdheid van het onderwerp? En hoe bespreek je migratie zonder verstrikt te raken in een verhitte discussie? Hiervoor tipt TerInfo het lesmateriaal van Teaching Immigration In European Schools (TIES). Dit Europese project, waarbinnen onderzoekers in samenspraak met docenten, studenten en migranten een reeks lesmodules ontwikkelden, brengt wetenschappelijke kennis over migratie naar het klaslokaal.  

Waarom is het belangrijk om migratie te bespreken in het klaslokaal?

De beelden van het overvolle aanmeldcentrum in Ter Apel, waar mensen in de zomer van 2022 buiten moesten slapen. De discussie rondom de spreidingswet. De opening van een AZC in het dorp of de stad. De tekorten op de woningmarkt, en de discussie over wie bovenaan de wachtlijsten mag staan. Leerlingen krijgen veel mee van actuele gebeurtenissen en discussies, vaak meer dan ouders/verzorgers en docenten denken. Het is belangrijk om daar context bij te bieden, en om leerlingen met kennis en feiten een waarheidsgetrouw en genuanceerd beeld over migratie te geven. Goed, actueel en vakoverstijgend lesmateriaal helpt daarbij: migratie is immers een onderwerp dat diverse schoolvakken doorweeft. 

Hoe kun je migratie dan bespreken zonder verstrikt te raken in een verhit debat?

Leerlingen brengen hun eigen ideeën, ervaringen en meningen over migratie mee naar het klaslokaal, wat kan leiden tot gevoeligheden. Niet alleen omdat er veel over gepraat wordt, maar ook gezien de toenemende diversiteit van sociale, culturele en geografische achtergronden in de Nederlandse klaslokalen. Het is noodzakelijk dat docenten dit onderwerp op een bedachtzame manier bespreken en uitleggen dat er een verschil is tussen het feitelijke proces van migratie en de vaak controversiële maatschappelijke discussie eromheen. Het lesmateriaal van TIES ondersteunt docenten bij het actief betrekken van leerlingen in gesprekken. Dit stimuleert de leerlingen tot kritisch denken over dit onderwerp, en niet alleen in het verdedigen van hun mening. 

Hoe is het lesmateriaal opgebouwd?

De best practices, handleidingen en negen gratis modules zijn ontwikkeld door een diverse groep van onderzoekers, onderwijzers, schooldocenten, storytellers, migranten en studenten uit heel Europa. Deze modules zijn ook vertaald naar het Nederlands en afgestemd op de Nederlandse context. Net als bij TerInfo kun je de gewenste lesmodules gratis downloaden en het materiaal selecteren op basis van de interesses en behoeften van jouw klas. Elke module beslaat 45 minuten en is ontworpen om in het huidige curriculum van vakken zoals aardrijkskunde, geschiedenis, maatschappijleer en literatuur te passen, geschikt voor middelbare scholieren van verschillende niveaus.

Bijvoorbeeld, bekijk met de leerlingen de geschiedenis van migratie, waarbij ze begrijpen dat het geen nieuw en geïsoleerd fenomeen is. Of onderzoek de complexe manieren waarop migratie en ontwikkeling elkaar beïnvloeden. En nog veel meer! Je vindt het materiaal hier: De modules – TIES (teachingmigration.eu).

Credits thumbnail

Directie Voorlichting (Flickr), https://creativecommons.org/licenses/by-nc-nd/2.0/deed.nl

Van niet kunnen slapen naar een veilig gevoel. Wat weten en voelen kinderen bij terrorisme en hoe geef je er les over?

‘Ik ben er vooral bang voor als ik in bed lig, dan denk ik er soms aan en dan kan ik niet slapen.’ De aanslag op een tram in Utrecht, de moord op Samuel Paty: terroristische aanslagen zijn heftige gebeurtenissen die ook kinderen meekrijgen en die kunnen zorgen voor heftige emoties. In samenwerking met kinderkrant Kidsweek onderzocht TerInfo wat kinderen in groep 7 en 8 eigenlijk weten van terrorisme.

Kinderen consumeren nieuws steeds vaker via sociale media. Online kunnen kinderen beelden van terrorisme of politiek geweld tegenkomen, waardoor ze zich onveilig en angstig kunnen voelen. Bovendien wordt door ouders en leraren vaak onderschat wat kinderen meekrijgen van dit soort heftige gebeurtenissen. Daarom is het van belang dat dergelijke onderwerpen in een veilige omgeving besproken worden, zoals in de klas. Maar het goed bepreken van terrorisme in de klas kan lastig zijn, je weet immers niet hoe leerlingen zullen reageren of welke emoties er loskomen. Daarom is het voor leraren belangrijk om op de hoogte te zijn van de verschillende achtergronden en ideeën van de leerlingen in de klas. Om daar een beeld van te krijgen onderzocht TerInfo in samenwerking met Kidsweek de kennis, houding en gevoelens van kinderen ten aanzien van terrorisme en de manieren waarop zij nieuws consumeren.

Hoe is het onderzoek uitgevoerd?

Voor het onderzoek vulden 224 leerlingen uit groep 7 en 8 een vragenlijst in. De kinderen beantwoordden een vragenlijst van 26 vragen over hun kennis van terrorisme, wat ze ervan vonden, wat ze erbij voelden en ten slotte naar hun nieuwsconsumptie. Om het onderwerp in te kaderen gaf TerInfo na het afnemen van de enquête een gastles over terrorisme. Twintig leerlingen werden na het invullen van de vragenlijst diepgaander geïnterviewd. Hierdoor kregen we ook een beeld over de toegevoegde waarde van lesgeven over terrorisme. 

‘Op het Jeugdjournaal hoor je steeds meer dingen over terrorisme.’

Wat weten kinderen over terrorisme?

Ondanks dat kinderen steeds vaker nieuws consumeren via sociale media, zien de bevraagde leerlingen het NOS Jeugdjournaal nog steeds als de belangrijkste nieuwsbron. Ze kijken het NOS Jeugdjournaal thuis of op school, maar de leerlingen bespreken het weinig. 

Uit het onderzoek blijkt dat een groot deel van de leerlingen (bijna 90%) denkt dat er steeds meer terroristische aanslagen plaatsvinden, terwijl dit aantal in het Westen afneemt en het aantal doden dat valt bij terroristische aanslagen wereldwijd daalt. Dat de leerlingen denken dat het aantal aanslagen toeneemt, komt volgens henzelf doordat ze het zien op het nieuws of erover horen in de klas: ‘Op het Jeugdjournaal, bijvoorbeeld, daar hoor je steeds meer dingen over terrorisme.’

Toch lijkt het voor bijna de helft van de leerlingen (vóór de gastles) lastig om te benoemen wat terrorisme precies is en kunnen ze het niet goed onderscheiden van criminaliteit. De bevraagde leerlingen associëren terrorisme of een terrorist dan vooral met uiterlijke kenmerken als ‘bivakmutsen’ en ‘wapen’ en met persoonskenmerken als ‘boze mensen’ en ‘islamitisch’. Na de gastles spraken de leerlingen neutraler over terrorisme en hadden ze een breder begrip van wat terrorisme inhoudt. 

Wat voelen kinderen bij terrorisme?

Voor de gastles hebben de bevraagde leerlingen weinig feitelijke kennis over terrorisme, maar ze hebben wel associaties en gevoelens bij het onderwerp. De informatie die ze online meekrijgen, kan leiden tot zowel angst als misvattingen en stereotyperingen. Het beeld dat leerlingen over terrorisme hebben is sterk associatief en ze beschrijven terroristen bijvoorbeeld als ‘boze, gestoorde mensen die zichzelf opblazen of om zich heen schieten’. Toch voelt driekwart van de leerlingen zich veilig in Nederland. Er zijn ook leerlingen die van de kans op een aanslag niet kunnen slapen en beelden van het nieuws en aanslagen ontwijken: ‘Ik ben er vooral bang voor als ik in bed lig, dan denk ik er soms aan en dan kan ik niet slapen.’ Na de gastles weten leerlingen beter dat er in Nederland weinig aanslagen en slachtoffers van aanslagen zijn, daardoor voelen ze zich veiliger. 

Zelf terrorisme bespreken in de klas?

Kinderen komen veel verschillende informatie tegen over terrorisme en politiek geweld, maar kunnen dit niet altijd in de juiste context plaatsen, terwijl dat wel heel belangrijk is voor hun gevoel van veiligheid. Door een onderwerp als terrorisme te bespreken in de klas, help je kinderen bij het inkaderen van heftige gebeurtenissen. Leerlingen lijken minder bang te worden als ze de gebeurtenissen in perspectief kunnen plaatsen. Daarnaast krijgen ze handvatten voor wat ze zelf kunnen doen, zoals het stoppen met bekijken van heftige beelden van aanslagen of stoppen met delen van opruiende berichten op sociale media. 

Wil je terrorisme en ander (politiek) geweld op een veilige en doordachte manier bespreken in je klas? Bekijk dan eens de lessenserie ‘Geschiedenis van terrorisme‘ van TerInfo of neem een kijkje in de kennisbank met meer informatie over aanslagen en aanslagplegers. 

Meer lezen?

Lees hier de hele publicatie van het onderzoek.

‘Dat klopt niet! Ik ga het aan mijn ouders vertellen!’ Omgaan met ouders en verzorgers bij het lesgeven over gevoelige en controversiële onderwerpen.

‘Dat is onzin en klopt niet! Ik ga het aan mijn ouders vertellen!’ is de zin die docenten vrezen te horen van hun leerlingen wanneer ze gevoelige en controversiële onderwerpen bespreken in de klas. Het is niet ongebruikelijk dat docenten zich zorgen maken over ouders/verzorgers die naar school komen om erover te klagen dat leerlingen zojuist een andere manier van denken over bepaalde kwesties hebben geleerd. Uitdaging van het eigen gevoel van ‘waarheid’ en ‘realiteit’ kan bij leerlingen en ouders tot confronterende reacties leiden. Maar hoe kan je omgaan met deze mogelijke weerstand? Om docenten, onderwijsprofessionals en schoolleiders te helpen om echte of vermeende spanningen te voorkomen heeft TerInfo een handleiding opgesteld. Deze staat vol met handvatten om op een respectvolle, gevoelige, systematische en oplossingsgerichte manier hier mee om te gaan.

Controversiële kwesties

Wat maakt dat iets als controversieel wordt ervaren? Wat op het ene moment als controversieel wordt ervaren, kan op een ander moment relatief onschuldig lijken; en wat in de ene context controversieel is, is dat in een andere context misschien niet. Het is soms lastig om van tevoren in te schatten hoe de bespreking zal lopen en welke gevoelens deze zal oproepen. Maar als een onderwerp als controversieel wordt ervaren, wordt dat vaak vanzelf duidelijk: de spanning neemt toe en emoties kunnen oplopen. Leerlingen of ouders blijken tegenstrijdige denkbeelden te hebben over onderwerpen, gebaseerd op verschillende waarden. En dit kan voor verdeling zorgen.

In het onderwijs kunnen controversiële kwesties ontstaan over elk aspect van het schoolleven, zoals het curriculum, maar ook de schoolcultuur. Docenten kunnen problemen ervaren met het lesgeven over een lange lijst aan onderwerpen. Hieronder vallen bijvoorbeeld: mensenrechten, vrijheid van meningsuiting, geschiedenis van oorlog of conflicten, burgerschap, seksuele diversiteit, migratie, racisme/discriminatie, klimaatverandering, genocide, islam, abortus, terrorisme, antisemitisme, evolutie, COVID-19 en vaccinaties.

De pedagogische balans

Lesgeven over controversiële onderwerpen is een grote uitdaging die tot pedagogische dilemma’s kan leiden. Je wil als docent leerlingen kennis meegeven over gevoelige onderwerpen en hen leren hoe ze hier een gezonde discussie over kunnen voeren. Maar dit kan ook spanning veroorzaken voor de leerling. Bijvoorbeeld als familieleden van de leerling een ander standpunt hebben, en er loyaliteitsconflicten optreden. Deze handleiding wil docenten daarom helpen om proactief een positieve band met ouders op te bouwen. Zo kan de ’tikkende tijdbom’ van een (onverwachtse) botsing met ouders worden voorkomen en kan de angst voor confrontatie worden verminderd.

Voor wie?

We richten ons in de handleiding voornamelijk op wat docenten op het niveau van de school en op persoonlijk niveau kunnen doen om mogelijke problemen in de communicatie met ouders te voorkomen en zich erop voor te bereiden. Zo is de handleiding een instrument voor zelfreflectie waarmee docenten kunnen nadenken over de manier waarop ze de communicatie aanpakken. De strategieën voor de schoolbrede benadering zijn nuttig voor docenten omdat het hen in staat kan stellen om invloed uit te oefenen op de besluitvormingsprocessen in de school. Maar ook voor schoolleiders is de handleiding relevant. Hen moedigen wij aan om de juiste omstandigheden te creëren en/of te ondersteunen zodat docenten zich veiliger voelen in uitdagende situaties.

Deze handleiding is gebaseerd op een internationale handleiding voor geschiedenisdocenten op de Balkan. Dit gebied wordt nog steeds gekenmerkt door grote spanningen over het geschiedenisonderwijs. TerInfo heeft de handleiding samen met een expertgroep van docenten en deskundigen aangepast en – waar mogelijk – in de Nederlandse context geïntegreerd. We denken dat veel delen van de handvatten ook bruikbaar zijn buiten het geschiedenisonderwijs.

Verder lezen?

Benieuwd geworden naar de handvatten? Je leest de handleiding hier.

Credits thumbnail

TerInfo.

Dreigingsniveau verhoogd naar niveau 4: wat betekent dit?

Het dreigingsniveau in Nederland is verhoogd, dit is aangekondigd door de Nationale Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid. Het dreigingsniveau is verhoogd van 3 (aanzienlijk) naar 4 (substantieel). Dit houdt in dat de kans op een terroristische aanslag in Nederland ‘reëel’ wordt geacht. Maar wat betekent dit precies? Hoe groot is de kans om slachtoffer te worden van een aanslag? Dit artikel van Kidsweek en TerInfo geeft antwoord op veelgestelde vragen en kan helpen om dit onderwerp uit te leggen aan (jonge) kinderen.

1. Wat is er nu precies veranderd?

Nederland werkt met niveaus die aangeven hoe groot de kans is op een terroristische aanslag in of tegen ons land. Het dreigingsniveau gaat nu van drie naar vier. Dat is het op één na hoogste niveau. Het betekent dat de kans op een terroristische aanslag ‘reëel’ is. Belangrijke redenen zijn oplopende spanningen door de oorlog in Gaza en Israël en aanslagen in andere Europese landen.

2. Wat is terrorisme precies?

Het woord komt van het Franse woord ’terreur’. Dat betekent ‘angst’. Terrorisme is politiek geweld door een mens of groep mensen. De terrorist wil de regering van een land iets laten doen waarvan hij vindt dat het nodig is. Of het doel is om de bevolking bang te maken en zo een land te dwingen iets te doen. Denk bijvoorbeeld aan de moord op de Nederlandse politicus Pim Fortuyn in 2002: hij werd vermoord om te voorkomen dat hij de verkiezingen zou winnen en veel invloed zou krijgen in Nederland. Met ons lesplan ‘Wat is terrorisme?’ kun je uitgebreider stilstaan bij wat terrorisme is.

3. Waarom zou iemand zoiets doen?

Een terrorist gelooft niet meer dat er een andere oplossing is voor wat hij of zij wil. Daarom gebruikt hij geweld. Uit onderzoek blijkt dat wat een terrorist wil bereiken, bijna nooit lukt. Het effect is vaak zelfs het tegenovergestelde.

4. Moeten we in Nederland nu bang zijn?

De kans dat je in Nederland bij een terroristische aanslag betrokken raakt is nog altijd erg klein. In de laatste twintig jaar zijn er nog geen twintig doden gevallen door terrorisme. En in ons land leven meer dan zeventien miljoen mensen. Daarnaast zie je in de geschiedenis dat terrorisme komt en gaat. Als een golf. En dat het niet iets is wat nieuw is, of ineens veel erger is geworden. Het is iets van alle tijden.

5. Moeten scholen extra voorzichtig zijn?

Net als winkelcentra of religieuze gebouwen als kerken en moskeeën zijn scholen plekken waar terroristen veel aandacht kunnen krijgen voor hun daden. Maar de Nederlandse veiligheidsdiensten, de mensen die terrorisme onderzoeken en voorkomen, doen goed hun werk. Zij zijn nu extra alert. Dus de kans dat je ermee te maken krijgt is heel klein. Er is dus geen reden om je zorgen te maken.

Het oorspronkelijke artikel van Kidsweek lees je hier: https://www.kidsweek.nl/nieuws/dreigingsniveau-in-nederland-omhoog-wat-betekent-dat

Uitleg over het dreigingsbeeld terrorisme Nederland lees je hier: https://www.nctv.nl/onderwerpen/dtn

Credits thumbnail

Mediacentrum Defensie, Foto’s: Aaron Zwaal https://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0/

Terrorisme in het klaslokaal. Wat weten, vinden en voelen leerlingen en studenten van terrorisme? 

De moord op de Franse leraar Samuel Paty (2020) en terroristische aanslagen zoals die in Wenen (2020), Hanau (2020), Londen (2019), Bayonne (2019), Halle (2019) en Utrecht (2019) zorgden voor een enorme schok in en buiten Europa. Ook jongeren zagen berichten in het nieuws en op sociale media hierover, wat vragen en emoties bij ze opriep. Hoewel docenten hier de afgelopen jaren wel aandacht aan wilden besteden, blijkt uit onderzoek dat docenten het vaak moeilijk vinden om les te geven over controversiële onderwerpen, zoals terrorisme. Dus hoe geef je daar dan les over? En wat weten, vinden en voelen leerlingen en studenten eigenlijk met betrekking tot terrorisme?  

Onderzoekers van TerInfo hebben in 2019 en 2020 een onderzoek uitgevoerd onder middelbare scholieren en mbo-studenten om hierachter te komen door middel van een vragenlijst (N=232), interviews (N=13) en observaties in gastlessen. De resultaten zijn onlangs gepubliceerd als ‘research note’ in wetenschappelijk tijdschrift Studies in Conflict and Terrorism. In deze blog beschrijven we de belangrijkste resultaten, de methode die TerInfo toepast in het lesgeven over terrorisme en de implicaties van dit onderzoek. 

Wat weten leerlingen en studenten van terrorisme? 

Meer dan de helft van de leerlingen en studenten die meededen aan de vragenlijst bespreken terrorisme niet op school. Toch konden alle geïnterviewde leerlingen en studenten voorbeelden opnoemen van terroristen, terroristische organisaties en aanslagen. Vooral IS en de aanslagen in Utrecht, Christchurch en Berlijn werden vaak genoemd. Daarnaast benoemden sommige geïnterviewden aanslagen die in de Nederlandse media minder aandacht hebben gekregen, maar relevant waren voor de leerlingen en/of studenten vanwege hun eigen etnische of religieuze achtergrond (bijvoorbeeld in het Midden-Oosten en Noord-Afrika).  

Waar halen leerlingen en studenten hun informatie over terrorisme vandaan?

Leerlingen en studenten komen vooral aan informatie over terrorisme via traditionele en sociale media, via hun ouders en andere familieleden. Ze gaan kritisch om met de informatie die ze ontvangen. Zo hebben ze over het algemeen meer vertrouwen in berichten afkomstig van traditionele media, zoals de NOS, dan in berichten die ze doorgestuurd krijgen van hun vrienden of die verschijnen op hun tijdlijn op sociale media. Als ze iets niet vertrouwen, gaan de jongeren zelf op zoek naar meer informatie via Google. In de gastlessen die we gaven vlak na de aanslag in Christchurch viel op dat veel kinderen en jongeren de beelden van de aanslag hadden gezien, gedownload en/of gedeeld. Sommige jongeren kregen het via WhatsApp binnen en dachten dat het ging om beelden van een videogame. Zo vertelt een 17-jarige student:

Ik heb er een deel van gezien. (…) Halverwege heb ik het uitgezet… (lacht). Ik dacht zoiets als: Ik hoef dit niet te zien. Het was echt… Het doet pijn om het te zien. Het is vreselijk.

Wat vinden leerlingen en studenten van terrorisme? 

De meeste leerlingen en studenten hebben het idee dat terroristen geestesziek zijn. Ze denken bovendien dat terroristische aanslagen meestal gepleegd worden uit naam van een religie. Ook zien ze het gebruik van geweld nooit als gerechtvaardigd middel om een doel te bereiken. Een paar geïnterviewde leerlingen en studenten kunnen zich echter wel vinden in de doelen van sommige terroristen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij antikoloniaal terrorisme, waarbij het gaat over de strijd tegen een koloniale onderdrukker of voor de onafhankelijkheid van een regio.  

Wat voelen leerlingen en studenten bij terrorisme? 

Over het algemeen zijn leerlingen en studenten niet bang voor terrorisme. Toch vreest 18,1% om slachtoffer te worden van een aanslag en is 38,7% bang dat een familielid of vriend slachtoffer wordt. De meesten hebben dan ook het gevoel dat het aantal aanslagen in Nederland zal stijgen in de toekomst. Aanslagen die verder weg plaatsvinden, veroorzaken minder angst dan aanslagen dichter bij huis. Toch kunnen alle terroristische aanslagen, ook al zijn ze ver weg, een impact hebben op de dynamiek binnen scholen en klassen. Zo gaf een 16-jarige student met een islamitische achtergrond aan te worden geconfronteerd met opmerkingen en grapjes nadat een organisatie als IS in het nieuws is geweest. Hierover vertelt hij: 

[Op de middelbare school] maakten ze grapjes (…) Zoals: ‘Op een dag ga jij dit ook doen [een aanslag plegen], toch?

Hoe geef je les over terrorisme? De historiserende aanpak 

Leerlingen en studenten gaven aan graag meer te willen leren over terrorisme dan ze nu doen. Leerlingen die les kregen over terrorisme zeiden dat hun eigen houding, en die van hun klasgenoten, veranderde door er meer over te leren. Zo hielp meer informatie ze om gebeurtenissen van schok en urgentie in perspectief te plaatsen en bleek het historiserende kader belangrijk in het bespreken van terrorisme. Deze nieuwe aanpak voor het omgaan met onderwerpen als terrorisme in het klaslokaal passen wij toe in ons lesmateriaal. Zo laten we in onze lessenserie Geschiedenis van terrorisme leerlingen en studenten kennismaken met de geschiedenis van terrorisme aan de hand van de golventheorie van David Rapoport

Wat kunnen we leren van deze resultaten?  

Wat allereerst opvalt in de resultaten is dat jongeren vaak in aanraking komen met heftige beelden, zoals van terroristische aanslagen, ook als ze daar niet naar op zoek zijn. Jongeren moeten behoed worden tegen de verspreiding en verheerlijking van terroristisch geweld. Om jongeren bewust te maken van hun socialemediagebruik en -gedrag hebben we een les gemaakt over grensoverschrijdende memes.   

De resultaten bieden een goed beeld van wat leerlingen en studenten weten, vinden en voelen van terrorisme. Hierdoor kunnen we ons lesmateriaal beter aan laten sluiten op hun belevingswereld. We hebben ook een dergelijk onderzoek uitgevoerd bij groep 7- en 8-leerlingen van de basisschool. Daar lees je hier meer over.  

Ondanks dat uit het onderzoek blijkt dat leerlingen en studenten positief zijn over de historiserende aanpak, hebben we in dit onderzoek niet precies vast kunnen stellen wat het effect van de aanpak is op de kennis, mening en emoties van leerlingen en studenten. Daarvoor is een andere onderzoeksopzet nodig, waarin we bijvoorbeeld de les geven en leerlingen/studenten voor en na de les een vragenlijst invullen. Dit was toentertijd niet mogelijk vanwege de coronapandemie, maar hebben we wel later in 2022 kunnen onderzoeken op middelbare scholen. Hierover zullen we later publiceren. Ook na dit onderzoek zullen we doorgaan met het bestuderen van het effect van de historiserende benadering en hoe die het beste toegepast kan worden in het klaslokaal. 

Meer weten?

Dit is een sterk ingekorte versie van het oorspronkelijke artikel over het onderzoek. Geïnteresseerd in de rest van het onderzoek? Lees dan het hele artikel:

Credits thumbnail

Nick Youngson (Alpha Stock Images), https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/deed.nl 

Van verdeeldheid naar verbinding: moeilijke gesprekken aangaan in de klas. Het e-zine van TerInfo en Stichting School & Veiligheid is nu uit!

Heftige gebeurtenissen in de samenleving kunnen voor heel wat spanning zorgen in de klas of op school. Hoe ga je daar als docent, schoolleider of onderwijsprofessional mee om? Samen met Stichting School & Veiligheid hebben we de handen ineengeslagen om docenten hierover te informeren en te helpen. We creëerden het online tijdschrift, Van verdeeldheid naar verbinding; moeilijke gesprekken aangaan in de klas, vol met interessante artikelen en interviews.

Geschiedenis helpt


Zo vertelt Beatrice de Graaf hoe historische kennis houvast biedt bij een aanslag, oorlog of andere ontregelende gebeurtenis. Ze legt uit dat lastige onderwerpen vermijden in de klas zinloos is, want online komen kinderen en jongeren overal mee in aanraking. En dat het juist helpt om bepaalde gebeurtenissen in een bredere historische context te zetten om zo een bredere trend te begrijpen, wat een gevoel van begrip creëert en angst vermindert. Het artikel van De Graaf kun je hier lezen. 

Verharding van het debat


Ook kun je lezen over hoe om te gaan met polarisatie in de klas. Kees van den Bos onderzocht de verharding van het debat en legt uit waar dit vandaan komt. Daarnaast geeft hij ook een aantal tips voor wat je als docent kunt doen. Je leest het interview hier

Polarisatie in de klas


Welke onderwerpen zijn volgens docenten polariserend in de klas? Bjorn Wansink en Koen Damhuis vroegen het aan meer dan duizend docenten. Waar media soms een alarmerend beeld schetsen van polarisatie op middelbare scholen, waren de onderzoekers benieuwd naar in hoeverre dit beeld klopt en hoe leraren hiermee omgaan. Ze ontdekten o.a. dat leraren het bespreken van controversiële onderwerpen in hun klas belangrijk vinden en dit ook zeker niet uit de weg gaan. Lees hier meer. 

Verder lezen?


Benieuwd geworden naar deze en de andere verhalen in het magazine? Je leest het e-zine hier: https://terinfo.nl/ezine.

Credits thumbnail 

Illustratie: Gemma Pauwels